Schijngeloof
Psalm 143:11
„O HEERE, maak mij levend om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid.”
Een andere oorzaak van de doodsheid onder degenen die voor christenen worden gehouden, is dat velen de zalige overzetting van hun ziel in Christus nooit ondervonden hebben. Zij kennen die inlijving in Jezus niet en ook niet de bevindelijke gewaarwording dat zij van een Ander geworden zijn. Zij hebben dat zichzelf aan Christus kwijtraken niet ervaren. Hun eigen geweten, als stadhouderes van God, zegt hun zo nu en dan dat zij dit missen. Toch worden zij voor christenen gehouden en men durft hen niet te ontmaskeren. Het moet immers opgemerkt worden dat ware gelovigen en tijdgelovigen ieder een beginsel hebben van waaruit zij leven. De ware gelovigen zijn in Christus, als in de ware Wijnstok, ingeënt en krijgen deel aan de levenssappen van Hem Die de stam en de wortel is. Omdat Hij leeft, zullen zij ook leven. De anderen, die niets hebben dan algemene werkingen, kunnen zolang zij die ervaren, hongeren, dorsten, treuren, zich aan Christus aanbieden, maar als die werkingen ophouden, dan verflauwen, verwelken en sterven ze en worden ze, als u er acht op geeft, gelijkvormig aan de wereld en tot een bittere smart voor Gods knechten en Gods volk. Dit is geen wonder, want zij zijn nooit in Christus ingegaan en innig met Hem verenigd als het levende Hoofd Die het leven aan Zijn leden meedeelt.
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge
(”Verzameling van leerredenen”, 1749)