Buitenland

Ruzie om grondrechten voor bedoeïenen in Negev

Al jarenlang ruziën de staat Israël en bedoeïenen in de Negev over landverdeling en bestemming van de grond. De regering wil de bedoeïenen verplaatsen naar de erkende dorpen en steden, voor zover dat nog niet is gebeurd. Bedoeïenen daarentegen vinden het hoog tijd dat de regering de niet-erkende dorpen erkent en daar zorgt voor dienstverlening.

Alfred Muller
10 July 2013 20:12Gewijzigd op 15 November 2020 04:40
Beeld Alfred Muller
Beeld Alfred Muller

Van de 206.000 bedoeïenen in de Negev wonen er 80.000 in de niet-erkende dorpen. De rest woont in steden of in een van de elf erkende woonplaatsen – tien dorpen en de stad Rahat, waarin 55.000 bedoeïenen zijn gehuisvest.

De bedoeïenenbevolking groeit met 4,4 procent per jaar. Dat is aanmerkelijk meer dan het Israëlische landelijk gemiddelde van 1,8 procent. Een derde van de bedoeïenen in de Negev is werkloos, terwijl het landelijk gemiddelde 7 procent is.

Mensen die het voor de bedoeïenen opnemen, zeggen dat de grote meerderheid van hun dorpen al voor de oprichting van de staat Israël bestond. Andere dorpen ontstonden in de jaren vijftig, toen de autoriteiten de bedoeïenen elders in de Negev naar het Siyaggebied in het noordosten van de Negev verplaatsten.

„In tegenstelling tot wat men hoort in het publieke debat in Israël, zijn de bedoeïenen geen indringers, maar de oorspronkelijke inwoners van de Negev die eigendomsrechten hebben op het land dat zij hebben bewerkt en bezeten”, stellen de Israëlische organisaties Acri (Associatie voor Burgerrechten in Israël) en Bimkom (Planners voor Planningsrechten).

Acri en Bimkom zeggen ook dat na de oprichting van de staat Israël het bestaan van de bedoeïenendorpen in alle bestemmingsplannen genegeerd is.

Maar critici benadrukken dat de bedoeïenendorpen steeds verder uitbreiden – onder meer vanwege het grote kindertal.

Compensatie

De staat zoekt een oplossing in de richting van erkenning van de niet-erkende dorpen. Het kabinet van premier Benjamin Netanyahu gaf de steun aan een wetsvoorstel over de vestiging van bedoeïenen in de Negev en de Knesset keurde dit voorstel vorige week in een eerste lezing goed.

Het plan voorziet in het erkennen en registreren van de claims door de bedoeïenen op het land. In andere gevallen waarin de staat eigendomsrechten erkent, zal de staat compensatie geven in de vorm van ander land of geld. In de praktijk zou dat betekenen dat naar schatting 30.000 tot 40.000 bedoeïenen hun land moeten verlaten. Bedoeïenen die niet binnen een bepaalde tijd positief reageren verliezen hun recht op compensatie.

Acri en Bimkom stellen dat de regering de niet-erkende dorpen moet erkennen. Uitvoering van het plan zou namelijk afbraak van complete dorpen betekenen en daarmee de verwoesting van een rijk sociaal, cultureel en economisch leven in het land.

De regering zou bovendien de band tussen de bedoeïenen en het land waarop ze wonen moeten erkennen en met de eigenaars van het land moeten samenwerken en in gesprek treden. Ook zeggen de organisaties dat de bedoeïenen in totaal niet meer dan vijf procent van de landen in de Negev claimen.

Leven verbeteren

Maar ambtenaren in het kantoor van de Dienst voor de Vestiging van Bedoeïenen in de Negev in Beersheva zeggen dat de regering juist probeert het leven van de bedoeïenen drastisch te verbeteren. In de erkende plaatsen zorgt de overheid voor grond waarop bedoeïenen huizen kunnen bouwen, voor openbare dienstverlening, onderwijs en gezondheidsklinieken.

De adviseur van de dienst, Yossi Maymon, vertelt dat er in de bedoeïenenstad Rahat nu 50.000 mensen wonen en dat de stad straks plaats zal bieden aan 130.000 bewoners. Verder zouden de autoriteiten daar gaan zorgen voor bedrijven, een ziekenhuis en een instituut voor hoger onderwijs.

De dienst werd in 1987 opgericht en ressorteert onder het kantoor van de premier. Het houdt zich al jaren bezig met het vestigen van de bedoeïenen in erkende dorpen.

Compensatie

Maymon zegt dat als de bedoeïenen bereid zijn te verhuizen ze minimaal 50.000 sjekel (bijna 10.000 euro) krijgen en maximaal 100.000 sjekel. Als de autoriteiten een tent of huis afbreken, krijgen ze meer compensatie. Hij ontkent dat de bedoeïenen zelf opdraaien voor de kosten van het ontruimen van land.

Met de toewijzing van nieuw land houdt zijn dienst zich wel bezig, met het bouwen van een huis daarop niet. De compensatie is weliswaar niet genoeg om een huis te bouwen, maar het is een misverstand om te denken dat de bedoeïenen arm zijn. „In de dorpen zie je Mercedessen en BMW’s rondrijden.”

Hij vertelt dat bedoeïenen hun eigendommen –grond en huizen– niet kunnen aantonen op de wijze zoals de huidige wet dat voorschrijft. Ze wilden in de tijd van het Britse mandaat officiële documenten niet tekenen, om de heffing van belastingen te voorkomen. Ondanks het probleem met de bewijslast wil de dienst de claims toch honoreren.

Volgens Maymon zijn er 13.000 bedoeïenen die aanspraak maken op het land en niet willen verhuizen. Hij zegt ook dat de meeste leiders van de bedoeïenen allang in gewone huizen in steden wonen en anderen dwingen om niet met de nieuwe regelingen akkoord te gaan. „Ze gijzelen als het ware de bedoeïenen, voor wie we stukken grond hebben klaarliggen. Maar anderen laten hen niet gaan.”


„Niemand houdt ervan om zo te wonen”

Onder een afdakje naast een eenvoudig huis zitten een paar moslims met lange baarden en gekleed in witte gewaden. Ze staan op en maken plaats als Atiye al-A’sam eraan komt. Hij is hier in het dorpje Al-Sir, net ten zuiden van de Israëlische hoofdstad in de Negev, Beersheva, een gerespecteerde figuur.

A’sam is namelijk hoofd van de regionale raad van de 35 niet-erkende dorpen in de Negev. Hij vertelt dat de huizen in deze dorpen zijn verstoken van het elektriciteitsnet, de waterleiding en andere infrastructuur. „Dit zijn mobiele huizen, waarin het in de zomer heet is en in de winter koud”, zegt A’sam. „Er is hier geen gezondheidszorg, geen school en er zijn geen verharde wegen. Zoiets zie je alleen in Afrika. Niemand houdt ervan om zo te wonen.”

De schamele huizen, hutten, stallen en andere bouwwerken van het dorpje Al-Sir staan tussen de stad Beersheva en een autoweg in. Ook aan de andere zijde van de weg wonen bedoeïenen. „De opzet van de autoriteiten is mensen van hier naar de andere zijde van de weg te krijgen. De stad Beersheva wil hier namelijk zijn industriegebied uitbreiden.”

Veel bewoners zijn volgens hem al vertrokken. De bevolking telde eerder 3000, nu nog maar 1500 zielen. De bedoeïenen bouwen geen permanente huizen, want de huizen hier zijn illegaal en kunnen dus afgebroken worden.

Hij zegt dat het land privé is. „Als ze dit land verlaten, geven ze het land op. Normaal gesproken weigeren we compensatie, omdat we het land willen houden. Wat ze aanbieden is niet genoeg voor een nieuw huis.”

A’sam vertelt dat 90 procent van de bedoeïenenfamilies al voor 1948 rondom Beersheva woonde. De overige 10 procent komt uit andere delen van de Negev en werd gedwongen te verhuizen. In 1948 zijn ook vele bedoeïenen naar Jordanië vertrokken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer