„Aramees als levende taal zal uitsterven”
In Parijs had recent een wereldconferentie plaats over de vitaliteit van talen. Bij die gelegenheid voorspelde de Engelse taalwetenschapper prof. Daniël Crystal dat het Aramees als levende taal binnen afzienbare tijd zal uitsterven. Hij toonde zich daarbij zelfs geëmotioneerd: „Hoe zal het zijn als Jezus bij Zijn wederkomst zelfs de taal die Hij sprak niet meer zal terugvinden?”
Uiteraard is Jezus Christus boven elke taal verheven, maar Crystals uitspraak vormt reden genoeg om de ontwikkeling en betekenis van het Aramees als bijbel- en diplomatentaal te verkennen. Het grootste deel van de oorspronkelijke tekst van het Oude Testament is geschreven in het Hebreeuws; slechts een gering deel in het Aramees. Tekstgedeelten van Aramese oorsprong zijn een vers uit het boek Genesis (Gen. 31:47), een vers uit Jeremia (Jer. 10:11), enkele oorkonden, opgenomen in het boek Ezra (Ezra 4:7-6:18 en 7:12-26) en een deel van het boek Daniël (Dan. 2:4b- 7:28).
Via opgravingen in het Midden-Oosten zijn de afgelopen eeuw vele oude handschriften in het Aramees teruggevonden. Algemeen bekend zijn de handschriften die in 1947 werden gevonden bij de ruïneheuvel Qumran, ten noordwesten van de Dode Zee. Ook zijn oude handschriften teruggevonden in de puinhopen van Masada, aan de Zuidwestkust van de Dode Zee.
Uit al deze gegevens hebben onderzoekers geconcludeerd dat het Aramees de voertaal is geweest van vele culturen en religies, ja zelfs de belangrijkste van de semitische talengroepen. Zo vestigden zich tussen 1200 en 1000 voor Christus semi-nomadische stammen die het Aramees spraken in het grensgebied van Noord-Syrië en Jordanië.
Het Aramees is tegenwoordig een uitstervende taal, maar de discussie onder theologen en rabbijnen over de positie en invloed van het Aramees is nog lang niet afgelopen. Een tweetalig boek als Daniël bijvoorbeeld levert nog steeds gespreksstof op, zoals de vraag of de Aramese vertaling (targum) wel in de Heilige Schrift past. Bij Daniël 2:4b leidt een tussenschrift de overgang in van het Hebreeuwse tekstgedeelte naar het Aramees: de geleerde Chaldeeërs leggen de droom van koning Nebukadnezar in het Aramees uit (Dan. 2:4). Vervolgens worden de hoofdstukken 3 tot en met 7 ook in het Aramees weergegeven, zodat het droomgezicht van de vier dieren dat Daniël uitlegt (Dan. 7:2-28) in die taal is geschreven. Bijbelwetenschappers zijn het er in het algemeen over eens dat de droom van Nebukadnezar uit hoofdstuk 2 en het droomgezicht van Daniël uit hoofdstuk 7 met elkaar samenhangen. In beide hoofdstukken gaat het om het Koninkrijk Gods.
Een voor de hand liggende vraag is: Waarom is het bijbelboek Daniël eigenlijk tweetalig: zowel in het Aramees als in het Hebreeuws? Meertaligheid kan zijn meerwaarde hebben. Daarnaar verwijst Handelingen 2:8: „En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?”
Zowel de droom van Nebukadnezar (Dan. 2) als het eerste gezicht uit Daniël 7 is dus in het Aramees geschreven. Aramees was de wereldtaal van die tijd. Deze hoofdstukken hebben een woord voor de wereld. In de eindtijd zullen alle mensen geconfronteerd worden met de komst van Gods Koninkrijk. Daarover wordt in Daniël 2 en 7 al gesproken. Deze heilsprofetie gaat iedereen aan en die moet iedereen dus ook kunnen verstaan. Het tweede, derde en vierde gezicht van Daniël is overgeleverd in het Hebreeuws. Dat is de taal van Israël: de verdere details van het boek Daniël zijn belangrijk voor het volk van God.
Een belangrijke aanwijzing voor het prestige van het Aramees als diplomatentaal lezen we in 2 Kon. 18:26 (= Jes. 36:11): „Toen zeide Eljakim, de zoon van Hilkia, en Sebna, en Joah tot Rabsaké: Spreek toch tot uw knechten in het Syrisch (Aramees), want wij verstaan het wel, en spreek met ons niet in het Joods voor de oren des volks, dat op de muur is.” Om politieke redenen weigerden de Assyrische onderhandelaars dit. De maarschalk Rabsaké wilde zijn kennis van het Judees juist zo uitbuiten dat ook de gewone mensen hem verstaan konden. Daarom moesten zij ontmoedigd worden bij het vooruitzicht van een langdurig beleg. De sociale stratificatie van het Aramees was in die tijd zodanig, dat de hogere ambtelijke klassen en kooplieden Aramees spraken, terwijl het gewone volk dit blijkbaar niet kon spreken en verstaan.
Had het Aramees in de Assyrische periode al een zekere algemene betekenis verworven, deze werd nog versterkt in de periode dat de Perzen het Midden-Oosten beheersten (538 -330 voor Christus). Het Aramees diende toen als rijks- en bestuurstaal voor de officiële correspondentie. Koning Darius heeft via deze taal zijn bestuurlijke hervormingen kunnen doorvoeren, ook in zijn oostelijk domein, waardoor de kanselarijen van het hele rijk contact met elkaar konden onderhouden. Dat de officiële documenten en edicten in het Rijksaramees werden overgebracht, blijkt uit het boek Ezra. Ongetwijfeld heeft de internationale positie van het Aramees bijgedragen tot Aramese beïnvloeding van het Hebreeuws, vooral in de periode na de ballingschap van het volk Israël.
Het Nieuwe Testament is niet in een semitische taal geschreven, maar in een soort Koinè-Grieks. Toch blijkt dat tijdens Jezus’ verblijf in Palestina het Aramees een belangrijke rol speelde. Zo spreekt Jezus bijvoorbeeld in Markus 7:34 het Aramese woord ”effatha” (wordt geopend) bij de genezing van de doofstomme. En bij de genezing van het dochtertje van Jaïrus (Markus 5:41) spreekt Jezus in het Aramees ”Talítha kuˆmi”; en in Markus 14:36: ”Abba” (Vader).
Momenteel wordt het Aramees nog gesproken in enkele afgelegen streken van de Antilibanon Ma”lula en rond het Urmiameer (in het noorden van Iran), maar er vindt een onafwendbaar proces van taalverbrokkeling plaats, waardoor de oude cultuur- en bijbeltaal na 2200 jaar levende taal voorgoed zal verdwijnen.