Kabinet zoekt nog 368 miljoen voor JSF-ontwikkeling
Als Nederland daadwerkelijk wil deelnemen aan de ontwikkeling van het ultramoderne Amerikaanse gevechtsvliegtuig Joint Strike Fighter (JSF), moet er op korte termijn nog 368 miljoen euro op tafel komen. Dat blijkt uit documenten die aanstaande vrijdag in het kabinet worden besproken.
Om toegelaten te worden tot de ontwikkelingsfase van de JSF moet Nederland in totaal een bedrag van ruim 900 miljoen euro ophoesten. Het bedrijfsleven, dat grote orders ruikt bij de Amerikaanse hoofdaannemer Lockheed Martin, heeft al 123 miljoen euro toegezegd. Het ministerie van Defensie, dat de JSF goed zou kunnen gebruiken voor opvolging van de huidige vloot F-16’s van de Luchtmacht, heeft een bedrag van 432 miljoen gereserveerd.
In een vertrouwelijk overzicht dat de ministeries van Defensie en Economische Zaken aan het kabinet hebben voorgelegd, wordt geconstateerd dat er op grond van deze cijfers nog een „financieringstekort” is van 368 miljoen euro. De grote vraag is voorlopig wie eventueel bereid is dat bedrag bij te passen. De ministeries van Financiën en Economische Zaken zijn niet enthousiast om een deel voor hun rekening te nemen. Zij wijzen erop dat de tijden van massieve overheidssteun voor het bedrijfsleven voorbij zijn.
Daardoor wordt opnieuw naar het bedrijfsleven gekeken. Achter de schermen zou al worden gesproken over een extra investering van zo’n 230 miljoen euro van de kant van bedrijven als Stork, RDM, Philips en Thales. Vertegenwoordigers van deze bedrijven tonen zich verbolgen over de handelwijze van het kabinet. Dat was, naar hun mening, in een eerder stadium nog zeer tevreden met het bod van 123 miljoen euro.
De politiek is echter bij machte om alsnog te besluiten geheel af te zien van Nederlandse deelname aan de ontwikkelingsfase van de JSF. Daarmee zou zij de discussie over de opvolging van de huidige vloot F-16’s op de lange baan kunnen schuiven. Volgens het ministerie van Defensie zijn de eerste F-16’s pas in 2010 afgeschreven, terwijl bronnen binnen de Luchtmacht melden dat de toestellen nog veel langer zouden kunnen en mogen vliegen.
Mochten kabinet en Kamer er in goed overleg van afzien om deel te nemen aan de ontwikkeling van de JSF, dan kan dit toestel over een jaar of vijf altijd nog ”van de plank” worden gekocht. Volgens de documenten die vrijdag in het kabinet worden besproken, kost het toestel 39,5 miljoen euro, al staat die prijs nog niet vast. De Europese concurrenten zijn duurder. De Franse Rafale heeft een stuksprijs van 59,4 miljoen euro, de Eurofighter 52,9 miljoen euro. Ook dit zijn nog geen definitieve prijzen.
Uit vergelijkend onderzoek dat door technici van de Luchtmacht is gedaan, blijkt dat de Eurofighter, waarvoor enkele andere Europese landen hebben gekozen, slecht scoort ten opzichte van de Rafale en de JSF. De Rafale benadert de technische snufjes van de Amerikaanse JSF. Het onderzoek beoordeelt de JSF met een 6,97 als rapportcijfer, de Rafale met 6,95 en de Eurofighter met 5,83 punten. De resultaten zijn aan het kabinet gestuurd.
Mocht Nederland deelnemen aan de ontwikkeling van de JSF, dan is het financieel onvermijdelijk dat dit toestel de opvolger van de F-16 wordt. Dat de Luchtmacht daarvoor een voorkeur heeft, heeft ook te maken met de Atlantische oriëntatie van de Luchtmacht. Omdat de Amerikaanse vliegtuigbouw verder is dan de Europese, kon Nederland bijvoorbeeld in de Kosovo-oorlog beter meedoen met de Amerikanen dan andere Europese landen.
Het bedrijfsleven ziet de ontwikkelingsfase van de JSF helemaal zitten, omdat die acht tot tien miljard dollars aan orders zou opleveren. Daarbij is er wel van uitgegaan dat 4500 toestellen worden geproduceerd. Volgens critici is dat uitgangspunt nogal optimistisch.
In totaal heeft het kabinet een bedrag van 5,8 miljard euro geboekt voor de opvolging van de F-16. Het project wordt daarmee de grootste staatsorder uit de Nederlandse geschiedenis.