„Zet identiteit school op de agenda”
Leraren in het christelijk onderwijs moeten de identiteit van hun school actief uitdragen. Dat gaat verder dan elke maandag pianospelen bij de weekopening. Leraren vinden hun eigen opvattingen echter belangrijker. Ze zijn wel met de identiteit van hun school bezig, maar ieder voor zich.
Dat concludeert Geurt van Hardeveld in zijn proefschrift ”Bijzonder Bekwaam”, waarop hij vandaag promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Van Hardeveld -inspecteur hoger onderwijs bij de onderwijsinspectie- vroeg 430 personeelsleden van veertig protestants-christelijke basisscholen hoe zij bijdragen aan de identiteit van hun school. De scholen variëren van reformatorische met een streng toelatingsbeleid tot algemeen christelijke met leerlingen uit verschillende culturen. Van Hardeveld voerde het onderzoek op persoonlijke titel uit. „Het valt niet onder verantwoordelijkheid van de inspectie.”
De kersverse doctor -45, lid van de christelijke gereformeerde Pniëlkerk in Veenendaal- onderscheidt in zijn proefschrift twee groepen leraren. De eerste groep hecht sterk aan het exclusieve karakter van de school en draagt daar vooral aan bij door de leerlingen op te voeden met helder omschreven waarden en normen en door het begeleiden van kinderen die het moeilijk hebben.
De andere groep, werkzaam op open christelijke scholen, biedt ruimte aan verschillende religies en draagt vooral aan de identiteit bij door de manier waarop vakken als geschiedenis, aardrijkskunde en biologie worden gegeven. Vrijwel alle leraren vinden dat de identiteit van hun school vooral zichtbaar moet zijn in het werken buiten de klas, de omgang met collega’s, de contacten met ouders en de bespreking van leerlingen.
Leraren op dezelfde school beleven de identiteit verschillend. Ze geven ook verschillende antwoorden op de vraag wat de doelstellingen en uitgangspunten van hun school zijn, blijkt uit het onderzoek. Van Hardeveld: „Dat zegt iets over de formele schoolidentiteit: kennelijk heeft die weinig kracht. Maar het zegt ook iets over de manier waarop leraren hun eigen positie zien. Ze beschouwen zichzelf niet als drager van de identiteit.”
Had u verwacht dat leraren hun eigen opvattingen hoger stellen dan de schoolidentiteit?
„Ja. Toch hoopte ik dat het anders zou zijn. Dat komt door mijn eigen ervaringen. Ik heb op de hervormde Rehobothschool in Veenendaal gewerkt. Op die school was grote overeenstemming over de identiteit. We wisten precies van elkaar hoe we ermee omgingen. Dat werkte stimulerend.”
Wat moeten scholen doen om die overeenstemming te bereiken?
„Je bent er niet door één keer per jaar een bezinningsbijeenkomst te beleggen. Identiteit moet voortdurend op de agenda van de teamvergaderingen staan. Het liefst aan de hand van concrete zaken: de aanschaf van een lesmethode, de omgang met zorgleerlingen, de contacten met ouders, maar ook de viering van de christelijke feestdagen.”
Waarom maken zo weinig leraren zich druk om die gemeenschappelijke identiteitsoverdracht?
„Religie is in het algemeen aan het individualiseren. De nadruk ligt tegenwoordig meer op de persoonlijke beleving, minder op het gemeenschappelijke. Daarnaast geeft 62 procent van de ondervraagden aan dat de samenstelling van de klas invloed heeft op de identiteitsoverdracht. Verder is er veel verlegenheid. Directies en leraren zetten identiteit niet makkelijk op de agenda uit angst voor de verschillen. Als ze mogen kiezen tussen een vergadering over de aanschaf van een nieuwe methode of over identiteit, dan is de keus snel gemaakt. Het is ook een kwestie van prioriteiten stellen. Directeuren, die het gesprek over identiteit moeten stimuleren, zijn overbelast met praktische zaken. Of ze denken: De identiteit staat prachtig op papier; de uitvoering loopt wel. Laten we ons druk maken over de kwaliteit.”
Dat verwachten ouders toch?
„Scholen dienen niet alleen voor de kwaliteit te zorgen, maar hebben ook een maatschappelijke functie. Ze moeten verantwoording afleggen van hun identiteit in schoolgids en schoolplan. Geen enkele school is waardenvrij, ook de openbare niet.”
Van Hardeveld pleit ervoor de identiteit „een herkenbare plaats” in de bekwaamheidseisen voor het leraarschap te geven. Hij vindt het een goed initiatief dat de Besturenraad, de koepelorganisatie voor het protestants-christelijk onderwijs, het oude Diploma Bijbels Onderwijs heeft vervangen door het Diploma Christelijk Basisonderwijs. „Daar zit de gedachte achter dat identiteit meer is dan godsdienst. Identiteit moet het hele onderwijs doortrekken. Om dat te bereiken, moet je al op de pabo, bij de opleiding van aankomende leraren, beginnen.”