Kabinet zet overheveling jeugdzorg door
DEN HAAG. Het kabinet wil alle vormen van jeugdzorg vanaf 1 januari 2015 overhevelen naar gemeenten, zo bleek begin deze week. Vijf vragen.
Waar is die overheveling voor bedoeld?
De verkokering in de jeugdzorg is de Tweede Kamer al jaren een doorn in het oog. In diverse probleemgezinnen komen meerdere hulpverleners over de vloer, elk met hun eigen specialisme, waarbij de afstemming veelal te wensen overlaat. Een andere veelgehoorde klacht is dat goed te verhelpen opvoedproblemen soms te laat worden onderkend, omdat er te weinig laagdrempelige voorzieningen zijn voor ouders. Al sinds 2010 is de inzet van de Kamer er dan ook op gericht de jeugdzorg, die nu nog versnipperd is over Rijk, provincies en gemeenten, over te hevelen naar gemeenten, omdat zij het dichtst bij de burger staan.
Is er voldoende draagvlak voor deze overheveling?
Ja, behalve de coalitiepartijen VVD en PvdA geven ook CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks en SGP steun. Complicerende factor is wel dat ook de jeugdzorg niet ontkomt aan bezuinigingen om het overheidstekort onder de 3 procentsnorm te brengen. Daardoor gaat de overheveling gepaard met een budgetkorting van ongeveer 15 procent (450 miljoen euro).
Verder is er de staatssecretarissen Van Rijn en Teeven veel aan gelegen om te voorkomen dat er kinderen tussen wal en schip vallen en uit beeld raken. Ook wil het kabinet zeker stellen dat gemeenten tijdig met de juiste hulpverleners in zee gaan en in 2015 en daarna niet worden geconfronteerd met zorgvragen waar men geen raad mee weet.
Hoe denkt het kabinet dat te voorkomen?
Voor 31 oktober moet elke gemeente een zogenaamd transitiearrangement hebben opgesteld voor het jaar 2015, dat beschouwd wordt als een soort overgangsjaar. Daaruit moet blijken dat gemeenten hebben geïnventariseerd welke inwoners uit hun gemeente nu jeugdzorg krijgen en vanuit welke instellingen zij deze ontvangen. Met de huidige financiers van deze jeugdzorg (zorgverzekeraars en provincies) moeten afspraken worden gemaakt over de continuïteit van de zorg.
Voor de inkoop van specialistische jeugdzorg voor kleine doelgroepen moeten gemeenten onderling gaan samenwerken. Daartoe zijn inmiddels 41 clusters van regiogemeenten gevormd. Een andere waarborg die het kabinet heeft ingebouwd is dat de huisarts zijn zelfstandige bevoegdheid behoudt om zonder tussenkomst van gemeenten naar de jeugd-ggz te kunnen doorverwijzen. Specialistische jeugdzorgtaken, zoals gezinsvoogdij en jeugdreclassering, mogen bovendien alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde instellingen.
Waarover zijn gemeenten bezorgd?
In elk geval over het strakke tijdschema. In juni, juli en augustus moeten gemeenteambtenaren het basisontwerp voor de organisatie van de gemeentelijke jeugdzorg uitwerken en de besluitvorming rond de samenwerking met buurgemeenten voorbereiden. In september en oktober moeten de verantwoordelijk wethouders daarover knopen doorhakken en in november/december de gemeenteraad. De neiging om lastige dossiers over te laten aan een nieuw college zou dan wel eens groot kunnen zijn, gezien de geplande gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014.
Is de positie van kleine, identiteitsgebonden jeugdzorgaanbieders zoals Eleos en SGJ straks gegarandeerd?
Uit het beleidsplan dat gemeenteraden en colleges periodiek moeten vaststellen voor de jeugdzorg in hun gemeente moet blijken dat ze zich hebben vergewist „van de behoefte van kleine doelgroepen”, aldus de wet. Doelgroepen zijn af te bakenen naar de (medische) aard van de problematiek, maar ook naar religieuze identiteit. Zo bekeken zegt de wet eigenlijk dat het zorgaanbod voor religieuze minderheden gegarandeerd moet zijn in elke gemeente waarin zij woonachtig zijn. Dat lijkt een bescheiden aanknopingspunt.