Herdenking afschaffing slavernij in Amsterdamse Koningskerk
Mensen met bruine en mensen met blauwe ogen vierden maandag de afschaffing van de slavernij. In de Amsterdamse Koningskerk werd het feit herdacht met gebeden, liederen en krentenbollen.
Klokgelui over Watergraafsmeer, ’s avonds kwart voor zeven. Een blazerskoor speelt liederen. De Koningskerk stroomt vol met publiek. Veel vrouwen zijn prachtig uitgedost in rood en groen en geel. Herdenken, bezinnen: in het godshuis van de Amsterdamse Evangelische Broedergemeente was gisteravond een viering ter gelegenheid van 150 jaar afschaffing van de slavernij in Suriname en op de toenmalige Antillen.
„Het is belangrijk voor jongeren om te weten wat er gebeurd is”, zegt een Surinaamse vrouw. „Ik ben hier in Amsterdam opgegroeid. Wij hoorden op school nooit iets over de slavernij. Wat er allemaal gebeurd is hoorden we van onze ouders en grootouders.”
De dienst bestaat voor een groot deel uit gebeden die worden opgezegd. Vertegenwoordigers van Nederlandse en Surinaamse kerken spreken uit: „Heer, ontferm u over ons, nazaten van slaafgemaakten en handelaren. Wij kunnen niet anders dan elkaar ontmoeten en elkaar aanspreken. Help ons scherp te blijven zodat we discriminatie tegengaan. Heer, ontferm u over ons.”
„Wij belijden dat de zendelingen zelf slaven hebben gehad en daardoor mee hebben gedaan aan het leed, duizenden aangedaan.”
„Heer, wij belijden schuld voor het wantrouwen dat we met ons meedragen. Leer ons naar elkaar te luisteren, elkaar te dragen, elkaar te schragen. Help ons elkaar te vergeven.”
Alle aanwezigen, de mensen met bruine en de mensen met blauwe ogen, zeggen de geloofsbelijdenis op: „Wij geloven in God, de Schepper. Hij geeft ons adem en ziel. Alle leven komt van Hem; gevarieerd qua kleur, tongval en leefwijze.”
Ds. Jan Wessels mediteert over Mattheüs 5:23 en 24. „Het gaat in dit gedeelte over de vraag hoe we elkaar behandelen”, zegt hij. „Als een vijand? Als een crimineel? Als een stuk toiletpapier dat je na gebruik weggooit? Wij, vertegenwoordigers van de Nederlandse kerken, steken de hand in eigen boezem. Wij hebben gezondigd. Wij hebben gezondigd door niet op te staan tegen het onrecht van de slavernij, waar Nederland zo rijk mee is geworden.” De predikant ontkent dat er sprake is van „voortschrijdend inzicht.” „De slavernij was gewoon fout.”
Jezus laat zien dat verzoening het „allerbelangrijkste” is, vervolgt ds. Wessels. „Als je God écht wilt dienen, zul je het eerst goed moeten maken met de mensen om je heen. Zonder dat kun je niet bij God aankomen.”
Dat zegt ook ds. Rhoïnde Mij- nals Doth, voorganger van de Ko- ningskerk, als ze stilstaat bij Mar- kus 11:25. „Eigenlijk wil Jezus hier zeggen: het gaat er niet om of de ander werkelijk schuld heeft of dat de ander schuld heeft erkend. Het feit dat je iets tegen een ander hebt, is al reden genoeg om te vergeven.” Ze noemt de sla- vernij „de grootste misdaad tegen de menselijkheid die Nederlan- ders ooit hebben gepleegd.” Het betuigen van spijt hierover kan mensen dichter bij elkaar bren- gen, zegt ze. Daarbij is het volgens de predikante van belang dit verleden niet te bagatelliseren, maar respect te hebben voor el- kaars gevoelens. „Alleen dan lukt het om nader tot elkaar te komen en het onderhuidse wantrouwen jegens elkaar te doorbreken.”
Er worden lijnen getrokken naar het heden, naar Nederland als „retailcentrum van de mensenhandel” (ds. Wessels). Ds. Mijnals Doth pleit ervoor dat de mensen met blauwe en de mensen met bruine ogen samen optrekken tegen de moderne slavernij, een praktijk „waar we allen schuldig aan zijn.”
Speciaal voor de herdenkingsceremonie is een lied geschreven. De aanwezigen zingen het, op de Geneefse melodie van Psalm 118: „Laat Heer, uw rijk mijn dag beschijnen/ Geef doorzicht, moed en waakzaamheid!/ Genees de wonden die nog schrijnen,/ verbind ons hart met uw beleid.” Organist en koperblazers begeleiden om de beurt de coupletten.
Vertegenwoordigers van de kerken doen voorbeden: „Wij bidden voor onze kinderen en nakomelingen, voor allen die na ons geboren worden. Geef dat ze elkaar niet zullen classificeren als meer of minder.”
Terwijl de klokken weer luiden, zeggen de aanwezigen het Onze Vader op. Vrouwen met manden vol krentenbollen gaan rond tijdens het zingen van het slotlied ”The right hand of God”. Elke aanwezige krijgt een bol, verpakt in een rood, wit of geel servet. Bij het verlaten van de kerk geven de mensen elkaar een stukje van de krentenbol. „Pin pin boru, noemen we dat”, legt ds. Mijnals Doth uit. „We delen met elkaar, en hebben elkaar nodig om dit proces voort te zetten.”
Na afloop kunnen mensen het boek ”God is niet wit” kopen, een bundel interviews door Gea Gort (Ark Media). De geïnterviewden –onder wie Kathleen Ferrier, Arjan Plaisier en Manuela Kalsky– geven hun visie op de slavernij maar laten ook zien hoe mensen aan een nieuwe toekomst kunnen bouwen.