Chocola per post voor kleinzoon prof. Wisse
De gecompliceerde prof. Wisse (1873-1957) was voor alles een publieke persoonlijkheid. De man daarachter heeft iets ondoorgrondelijks. Zonder franje en fratsen kom je hem in de bronnen nergens tegen, zelfs niet in zijn gezinsverhoudingen.
Toch komt de mens Wisse nergens zuiverder in beeld dan als liefhebbende grootvader. Hij en zijn vrouw hebben één kind dat de volwassen leeftijd bereikt, Johannes Gerardus Wisse (1899-1981). Het is onbekend hoe hij groot is geworden. Zo veel is duidelijk dat de jongen vroeg het huis uit gaat, geestelijk op grote afstand van zijn ouders staat en al voor zijn 25e jaar aan een tweede huwelijk begint, met Johanna van Bijsterveld. Met haar krijgt hij in Utrecht twee zoons, Hans (1926-1955) en Lex (1928-2009). Opa doopt in ieder geval Hans nog in zijn Utrechtse jaren als predikant.
Als ook zijn tweede huwelijk stuk loopt, emigreert Wisse jr. naar Indië, waar hij zich tot een vermaard longspecialist ontwikkelt. Hans en Lex verhuizen in 1928 met hun moeder naar Den Haag, maar zij kijkt nauwelijks naar hen om. De zomervakanties brengen ze door in Apeldoorn, waar Wisse tot 1936 hoogleraar is aan de Theologische School. Wisse is zeer op zijn kleinzoons gesteld. Met sinterklaas stuurt hij per post chocolade en speculaas. Extra’s aan voeding kan hij regelen; het gebrek aan opvoeding ziet hij met zorg aan.
Hitlerjugend
Nadat Nederland in 1940 is bezet, neemt de reden tot zorg toe. Johanna van Bijsterveld is NSB-lid en krijgt in 1943 van de Duitse commandant in Den Haag de Sillestraat 109 ter beschikking om kamers aan Duitse militairen te verhuren. In de herfst van 1941 verblijft Hans in een Duits gezin. De zoons nemen hem mee naar een bijeenkomst van de Hitlerjugend, de nationaalsocialistische jeugdbeweging. Eenmaal terug in Nederland geeft de 16-jarige Hans zich in maart 1942 op als lid van de Nederlandse afdeling.
Opa Wisse is tijdens de oorlogsjaren predikant te Middelburg. Als Hans daar de zomervakantie doorbrengt, schrikt Wisse hevig. Er wordt over het lidmaatschap heel wat afgepraat. „Onder bijzondere leiding en behandeling van mij en mijn dito streng geloovige vrouw”, schrijft Wisse aan de naoorlogse Politieke Opsporingsdienst, „heeft hij toen beslist gekozen voor Christus en thuis gekomen heeft hij daar geducht rekenschap van afgelegd en heeft direct bedankt voor dien Bond.” Inderdaad doet Hans dat in september 1942. Enkele buren getuigen na de oorlog dat hij zich na zijn vertrek uit de Hitlerjeugd meermalen anti-Duits uitliet.
Elburg
Aan het einde van de bezettingsjaren heeft Hans een gevaarlijke leeftijd. De Duitsers maken jacht op potentiële arbeiders en soldaten. Als het in Den Haag steeds gevaarlijker wordt, klopt hij na een doorverwijzing in januari 1945 aan bij ds. A. Gruppen (1886-1955), christelijk gereformeerd predikant te Elburg.
Hans vertelt ds. Gruppen te zijn opgepakt tijdens een razzia in Den Haag en op transport gesteld te zijn naar Duitsland. Ergens voorbij Hoogeveen is hij uit de trein gesprongen en naar Elburg gelopen. Ds. Gruppen herbergt al een illegale drukpers en ook aan Hans verleent hij onderdak. Gruppen is een man die nergens voor terugdeinst. Mensen die hem hebben gekend typeren hem als een houwdegen, een rouwdouwer. In de meidagen van 1940 doet hij dienst als legerpredikant. Als een soldaat vloekt, grijpt Gruppen hem bij de keel en vraagt: „Moet ik je even helpen om naar de verdoemenis te gaan?” Tijdens de oorlog roept hij zelfs van de preekstoel op tot verzet tegen de Duitse tirannie.
In de bronnen blijft onduidelijk waarom Hans het transportverhaal deels heeft verzonnen. Dat is echter wat Hans na een ruzie met Gruppens zoons opbiecht. Terwijl Hans bij de predikant op de studeerkamer is, keert Gruppens oudste zoon Hans’ koffer ondersteboven. Tot grote ontsteltenis komt daar volgens de Gruppens een compleet uniform van de Hitlerjeugd uit, inclusief koppelgesp. Hans’ verdediging dat het, behalve om de gesp, slechts om een overhemd gaat dat hij uit kledinggebrek wilde laten verven voor hergebruik, is aan dovenmansoren gericht. Excuses komen evenmin over.
Bij ds. Gruppen heeft Hans het helemaal verbruid. Hij brengt Hans bij een ander gezin onder. Tot op de kansel toe laakt hij Hans’ leugens. De jongen trekt de stoute schoenen aan en spreekt hem daarop aan. Het gesprek loopt uit op een ongelukkige confrontatie. Gruppen pakt flink uit. Hans wordt driftig en laat zich gaan: „Als u praat, dan praat ik ook.” Gruppen vat dat ten onrechte op als een dreigement hem te verraden: „Als ze mij om één uur neerknallen, ventje, dan lig jij om tien minuten over één.”
Gearresteerd
Ds. Gruppen komt gezond en wel de oorlog door, maar hij heeft niet het gevoel dat hij dat aan Hans heeft te danken. Hij zorgt ervoor dat de Politieke Opsporingsdienst hem op 2 juni 1945 oppakt. Het heeft er veel van weg dat opa Wisse gelijk heeft als hij als Gruppens motief wraakzucht noemt. Prof. Wisse heeft behalve aanhangers ook tegenstanders in de Christelijke Gereformeerde Kerk en ds. Gruppen is er een van. Hij moet in Hans diens opa hebben gezien en is als enige, maar actieve aanklager onverbiddelijk.
Als Wisse lucht krijgt van Hans’ internering, reist hij spontaan naar de Veluwe, waar hij ds. Gruppen ontmoet. Deze herinnerde zich het treffen als volgt: „Vleiend kwam de oude heer bij mij, wat ’t wel moest kosten, om zijn kleinzoon vrij te krijgen.” Gruppen voelt er niets voor hem te helpen. Wisse begeeft zich naar het kamp, waar hij Hans weet vrij te pleiten en zich opgeeft als toezichthouder. Nadat Hans ongeveer een maand bij hem in huis is geweest, vertrekt hij naar familie in Leiden.
Ds. Gruppen ergert zich echter wezenloos aan de invrijheidstelling van „de jeugdige belhamel” en „aspirant-misdadiger.” In enkele brieven aan de bevoegde instanties vraagt hij dringend maatregelen te nemen tegen „dit vreselijke gespuis” en deze „jonge amateur-misdadiger.” Op 14 september wordt Hans weer gearresteerd en gedeporteerd naar Harderwijk.
Wisse reageert onthutst. „We zijn eenvoudig den dood nabij van ellende en smart”, schrijft hij in vele toonaarden op grote vellen vol aan de kampcommandant, het Militair Gezag te Den Haag, aan de ministers van Onderwijs en van Oorlog en zelfs aan minister-president Schermerhorn: „Ach, erbarm u dan om Christus’ wil over ons.” Hij pleit in bewogen bewoordingen voor zijn kleinzoon, die naar zijn overtuiging „alles verfoeit wat naar de nationaal-socialistische beginselen en practijken zweemt.” Ontferm u over hem, smeekt Wisse, want „waarlijk, deze intelligente jongen mag niet vernietigd.” Is hij al niet genoeg gestraft? En hoe goed zou het zijn grootouders doen: „Dit kind is nog onze éénige verkwikking.” Wisse beweegt letterlijk hemel en aarde voor zijn oogappel.
Bond der bonden
Alle inspanningen leiden ertoe dat Hans op 12 december 1945 uit het interneringskamp wordt ontslagen. Nog tijdens zijn internering mocht hij staatsexamen hbs afleggen en na een toelatingsexamen begint hij in 1946 met de studie geneeskunde in Leiden. De procureur-fiscaal van het bijzonder gerechtshof te Den Haag besluit op 7 mei 1947 om Hans voorwaardelijk buiten vervolging te stellen; hij spreekt van „een heel licht geval.” Zijn begeleiders bij de reclassering zijn „uiterst tevreden” over Hans. Zij zien hem als een beschaafde, intelligente, hardwerkende en eerlijke jongeman.
In zijn studententijd raakt Hans betrokken bij de Christelijke Gereformeerde Studentenbond (CGS). Mede via de CGS haalt Hans ook de kerkelijke banden weer aan. In 1946 doet hij belijdenis in de Leidse gemeente. In CGS-kring ontmoet hij Nel Overweel, met wie hij zich verlooft. Wisse is zeer te spreken over deze ontwikkelingen en steekt zijn kleinzoon in keurige maatpakken, zodat hij voor niemand hoeft onder te doen. Voor Wisse is de CGS „de Bond der bonden”, waarvoor hij zich op allerlei manieren inzet.
Lang bidden
Intussen is Wisse met emeritaat. Hij trekt zich terug in het rusthuis van zuster Stolker in Doorn. Het is daar een kleinschalige, elitaire aangelegenheid. Wisse speelt er de heer des huizes voor Stolker, zijn eigen vrouw en drie andere oudere dames. Als Hans eens bij opa op bezoek is met Adriaan Overwater, een student die met de auto van zijn vader Wisse van tijd tot tijd dient als chauffeur, blijkt dat Wisse ook als man op leeftijd met zijn gedrag medemensen kan verbazen. In huize Stolker gebruiken de bewoners de maaltijden gezamenlijk. Ook de jongens schuiven aan. Aan het einde van de maaltijd fluistert Wisse Hans in de oren „lang bidden!”, waarna hij zelf zich uit de kamer verwijdert. Na een lang dankgebed lopen de jongens bij hun vertrek in de gang Wisse tegen het lijf. Hij heeft van het dankgebed gebruikgemaakt om buiten de dames om de koekjestrommel in de keuken te plunderen en geeft hun een grote zak mee…
Als Hans in 1955 net zijn artsenbul op zak heeft en, alvorens te trouwen, zijn militairediensttijd afmaakt, botst hij met zijn scooter op een vrachtwagen. Hij is op slag dood. Groot is de schok. Zijn CGS-vrienden roemen zijn trouw en zorgvuldigheid. Een van hen, de ARP-politicus Kees Verplanke, vraagt zich af waarom er een eind moest komen aan het leven van deze veelbelovende arts. Hij beseft dat alleen God het antwoord weet: „Voor ons geldt slechts, dat Zijn doen enkel majesteit is.”
Als Wisse bericht krijgt dat Hans, zijn trots en hoop, dood is, is hij volkomen van de kaart. Zuster Stolker hoort hem door de muren heen zijn zielsellende uitbrullen. Nog zeer bewogen spreekt hij enkele dagen later aan het graf: „God heeft een bloem van de aarde weggekust.” Hij besluit: „En wij volgen.”