In overleg met de sociale partners trok het kabinet 250 miljoen euro uit waarmee op een ingewikkelde manier een pensioenopbouw van 1,85 procent per jaar mogelijk wordt. Vakbonden en werkgevers zijn echter allerminst tevreden over dit ‘pensioenakkoord’. Ze pleiten voor een pensioenopbouw van 2 procent per jaar.

Of de lagere pensioenopbouw leidt tot een verlaging van de pensioenpremies, zoals het kabinet verwacht, is verre van zeker. De pensioenfondsen voelen daar weinig voor, omdat ze het geld nodig hebben om hun financiële positie te verbeteren. Het kabinet overlegt nog met de sociale partners, die de baas zijn over de pensioenfondsen.

Of de Kamer maandag al een eindoordeel velt over het pensioenplan is onzeker. De oppositie is zeer kritisch.

D66-Kamerlid Steven van Weyenberg vindt wel dat de overheid zelf het goede voorbeeld kan geven via het ABP, het pensioenfonds waarbij het grootste deel van de publieke sector is aangesloten. De overheid is hier zelf werkgever en kan „zorgen dat leraren, politieagenten en militairen minder premie gaan betalen. Dat is ook een welkome inkomensverbetering na de jarenlange nullijn voor de salarissen en een impuls voor onze economie.”