„Slaven, wees in alles uw heer naar het vlees gehoorzaam.” De Bijbel lijkt slavernij goed te keuren. Maar wie de Schrift goed leest, stelt ds. G. A. van den Brink, ziet iets heel anders: „God maakte de mens naar Zijn beeld. De gelijkheid van ieder mens voor God maakt slavernij onmogelijk.”
Tijdens het gesprek met de hersteld hervormde predikant uit Rotterdam-Kralingseveer gaat de Bijbel regelmatig open. Want wat zegt Gods Woord nu precies over slaven en slavernij? Een belangrijke grondlijn, zegt ds. Van den Brink, is dat alle mensen, Jood en niet-Jood, naar het beeld van God zijn geschapen. „Het is daarom onmogelijk dat de ene mens het bezit is van de ander. Exodus 21:16 maakt dat heel duidelijk: wie een mens steelt, moet worden gedood.”
Slaven in het oude Israël hadden een heel andere positie dan die van de omliggende volken. Daar was een slaaf het eigendom van zijn heer, zoals die ook vee en werktuigen bezat. „De rechten van de meester over de slaaf en zijn werk waren volledig en absoluut. De slaaf werd ontdaan van zijn hele identiteit: huwelijk, ras, familie en sociale verbanden.”
Dit soort slavernij komt in het Oude Testament niet voor. „De situatie onder Israël was revolutionair in vergelijking met die in andere landen. Volgens de wet was het hebben van Joodse slaven pertinent verboden.”
Het gaat mis als mensen door de „bril” van de slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw naar het Oude Testament kijken, aldus ds. Van den Brink. „Het Hebreeuws kent zelfs geen woord voor slaaf, alleen voor dienstbaarheid. Een dienstknecht, een ”ebed”, kon zich vrijwillig verhuren om volledig bij iemand in dienst te komen. Denk aan Jakob, die zeven jaar voor Laban werkte om Rachel te mogen huwen. Hij kreeg geen loon, maar wel kost en inwoning. Je werd deelgenoot van een familie en huisgezin. Er zat dus niets onwaardigs in het ”ebed” zijn. Vergelijk het met een transfer in de voetbalwereld, waarin hoge bedragen omgaan. Dat noemt niemand slavernij.”
Wie een ”ebed” werd, deed doorgaans wel een stapje omlaag op de sociale ladder. Maar de stap omhoog kon ook weer worden gemaakt. Levenslange knechting was verboden, tenzij die vrijwillig plaatsvond (Exodus 21:5).
Niet-Joodse slaven waren geen probleem?.
Ds. Van den Brink bladert in zijn Bijbel en leest Leviticus 25:44 voor: „Aangaande uw slaaf of uw slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of een slavin kopen.”
Ds. Van den Brink: „Joden mochten dus inderdaad niet-Joodse mensen kopen. Deze mensen waren in Israël gekomen als krijgsgevangenen. Hun positie was dus anders dan die van de inwoners van Israël: in tijden van oorlog bestond het gevaar van interne rebellie. Maar volgens Leviticus 25 konden ook zij worden vrijgekocht. Ook voor hen gold dus dat zij geen echt eigendom waren.”
De wetten in het Oude Testament waren bedoeld om kwalijke toestanden te reguleren. „Wat daarbij opvalt, is dat de wetgeving over slavernij allereerst het welzijn van de slaaf op het oog heeft. Niet dat van de meester. Vergelijk het met ons strafrecht. Dat is niet bedoeld om overtredingen en misdragingen goed te keuren, maar om daarmee om te gaan. Je hebt wetten die stellen wat goed is en wat fout, en je hebt wetten die reguleren hoe je met concrete situaties moet omgaan.”
Waarom spraken Jezus en de apostel Paulus zich niet duidelijk uit tegen slavernij?
„Jezus verzette Zich tegen onderdrukking. Hij was gekomen om de gevangenen loslating te prediken, zegt Lukas 4:19. Maar niet door rechtstreeks het Romeinse juk af te werpen, zoals de Joden dat wensten. Hij deed dit door de wortel van het kwaad aan te pakken. Dat betekende dus een verandering van binnenuit: slaven en meesters werden broeders en zusters.
Ook Paulus benadrukte de gelijkheid van alle gelovigen, en hij keerde zich in 1 Timotheus 1:10 fel tegen mensenhandelaars. In Efeze 6:9 staat dat meesters hun slaven als broeders en zusters moesten beschouwen. Dat was een revolutionaire gedachte in die tijd. Een belangrijke tekst in dit verband is ook Galaten 3:28: in Christus is noch Jood noch Griek, noch dienstbare noch vrije. Gelovigen zijn allemaal één in Christus Jezus.”
Het direct afschaffen van de slavernij zou het Romeinse Rijk volledig hebben ontwricht, denkt de Rotterdamse predikant. „In Rome was 85 tot 90 procent van de bevolking slaaf. Als je dan een voorstel doet om onmiddellijk een einde aan de slavernij te maken, zou dat totale anarchie betekenen. Zoals de onmiddellijke invoering van de democratie in Irak ook is mislukt. Jezus en Paulus wilden geen maatschappelijke revolutie. Zulke veranderingen moeten van binnenuit komen. Petrus roept christelijke slaven daarom op geen wraak te nemen; ze moeten volharden in het lijden van de slavernij en Christus navolgen.”
Slaven in het Romeinse Rijk hadden het doorgaans heel wat beter dan de Afrikaanse slaven die eeuwen later naar Amerika werden verscheept om daar op de plantages te werken. „In het Romeinse Rijk waren de slaven die in de mijnen moesten werken er het slechtst aan toe. Een veroordeling ”ad metallum” hield de doodstraf in. Maar er zijn ook gevallen bekend dat een slaaf voor 6000 daglonen werd verkocht. Die was dus zijn gewicht in goud waard. Andere slaven hadden bezit, of waren zelfs rijk. Laten we zeggen dat de gemiddelde situatie van de Romeinse slaven dragelijk was.”
Voorstanders van de slavernij beriepen zich ook op de Bijbel.
„Hun beroep op teksten uit het Oude Testament is aantoonbaar onjuist. Een vaak aangehaalde passage is Genesis 9, waar Cham en zijn nakomelingen worden vervloekt. Die nakomelingen zijn echter niet de zwarte Afrikanen, maar de Kanaänieten.
Dan gebruikte men nog een ”argumentum ex silentio”: „Jezus zei niets over slavernij, dus Hij moet die acceptabel hebben gevonden. Wie zwijgt, stemt toe.” Maar die redenering klopt niet. De drie centrale wetten in Exodus 21 en Deuteronomium 23 en 24 laten zien dat de Bijbel slavenhandel afwijst.”
Ze hadden dus gewoon de Bijbel beter moeten lezen.
„De echte slavenhandelaars citeerden wellicht de Bijbel, maar het ging hun om het geld. Je kunt ook niet zeggen dat de theologen die zich tegen de afschaffing van slavernij verzetten, dom waren. Blijkbaar hadden ze geen oog voor de context waarin de Bijbel over slavernij spreekt.
Ook iemand als de negentiende-eeuwse presbyteriaanse theoloog Charles Hodge was kind van zijn tijd. Bij hem vind je de gedachte dat het zwarte ras minder is dan het blanke. Maar ook nu worden binnen de gereformeerde gezindte kleurlingen vrij gemakkelijk gediscrimineerd.”
Welke rol speelde het christendom in de afschaffing van de slavernij?
„De afschaffing van de slavernij was een historisch proces en ging met vallen en opstaan. Christenen speelden daarin een vooraanstaande rol: John Newton, William Wilberforce en, in Nederland, Guillaume Groen van Prinsterer en Nicolaas Beets. Dat is overigens niet heel vreemd. De gelijke waardigheid van alle mensen is een christelijke notie. Ook niet-christenen die zich inzetten voor de afschaffing van de slavernij, grijpen daar bewust of onbewust op terug.”
Kunnen christenen en niet-christenen samen optrekken in de strijd tegen moderne slavernij, zoals prostitutie en mensenhandel?
„Ja, absoluut. En dat zou veel actiever moeten gebeuren dan nu, juist vanuit de christelijke visie op menselijke waardigheid. De strijd tegen moderne slavernij besteden we als kerken vaak te makkelijk uit aan de SGP of de ChristenUnie.
In de oudheid waren het de christenen die zich ontfermden over vondelingen, ouden en hulpbehoevenden. Het klinkt misschien wat vergezocht, maar het feit dat we zieken- en bejaardenhuizen hebben, is aan het christendom te danken. Ook wat de moderne slavernij betreft, geldt dat naastenliefde concreet moet worden.”
De Raad van Kerken beleed onlangs schuld voor het aandeel van de kerken in de Nederlandse slavenhandel. Een goede stap?
„Dat vind ik zeker. De verklaring is evenwichtig en verwoordt ook de verlegenheid van de kerken met het Nederlandse slavernijverleden. Ik miste wel de nieuwtestamentische lijn dat alleen in Christus de verschillen tussen mensen wegvallen; het document steekt vooral in op de gelijkwaardigheid van mensen, wat natuurlijk ook een Bijbelse notie is.”
Zouden kerken die geen lid zijn van de Raad van Kerken, zoals de Hersteld Hervormde Kerk, ook schuld moeten belijden voor het slavernijverleden?
„Volgens mij zijn er drie opties: verzwijgen, goedpraten of schuld belijden. Dan kies ik voor de derde. Een lastige vraag is natuurlijk wel: aan wie belijd je schuld? Als kleine reformatorische kerken een schuldbelijdenis gaan herhalen, dan blijft die wat onbestemd. Ze zouden er beter aan doen om duidelijk uit te spreken dat ze achter de verklaring van de Raad van Kerken staan. Dat lijkt me geen ingewikkelde stap.”
Op 1 juli is het 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen werd afgeschaft. In een zevendelige serie aandacht voor dit feit. Vandaag deel 3.
Lees in Digibron:
Geen Bijbelse grond voor slavernij (Reformatorisch Dagblad, 27-05-2006)
Godefridus Udemans en de slavernij (De Banier, 03-09-2004)
Zwarte dominee keurde slavernij goed (Terdege, 09-12-1987)