Commentaar: Kritiek op noodhulp
Oud-politica en huidig voorzitter van de Stichting Vluchteling Femke Halsema heeft de knuppel in het hoederhok gegooid. Hulpverleningsorganisaties zouden te veel gericht zijn op het eigenbelang. Ze werken aan projecten in crisisgebieden die vooral goed te fotograferen zijn, zodat donateurs blijven geven. En de verschillende stichtingen werken te weinig samen.
Halsema trekt een algemene conclusie, en die heeft altijd het gevaar dat uitzonderingen het slachtoffer worden van de algemene opinie. Bekend is dat er verschillende organisaties zijn die –vaak in stilte–hard werken om mensen blijvend een stapje vooruit te helpen.
Woordvoerders van de verschillende hulporganisaties reageerden nogal verontwaardigd. Ze voelden de kritiek als een miskenning van hun werk en als aantasting van hun integriteit. Op zichzelf is dat begrijpelijk. Veruit de meeste hulpverleners doen hun werk met overtuiging en overgave.
Toch zal ieder moeten beamen dat goedbedoeld werk verkeerd kan worden aangepakt. Daarom is het van belang dat hulporganisaties openstaan voor kritiek en bereid zijn na te denken over verbeterpunten. Zij doen er goed aan zich af te vragen wat er van de kritiek van Halsema valt te leren.
In ieder geval is een punt van aandacht de versplintering in de hulpverlening. Die manifesteert zich wel degelijk in Nederland, ook op het christelijk erf. Wie er even voor gaat zitten, kan zo enkele tientallen organisaties noemen die allemaal gericht zijn op hulplening in de derde wereld en die bijna hetzelfde werk doen. Nu kunnen er goede redenen zijn om als organisaties naast elkaar te bestaan, al is het jammer van de overhead, maar laten zij dan ten minste het werk onderling afstemmen. De organisatie Prisma, een koepel van christelijke hulporganisaties, biedt daar goede mogelijkheden toe.
Dat overleg voorkomt ook dat in het doelgebied organisaties langs elkaar heen werken of achter elkaar aan rijden. Daarvan zijn schrijnende voorbeelden bekend, met als gevolg dat de ene plek of groep veel hulp krijgt, en de andere niets.
Lastiger is het probleem dat organisaties zich volgens Halsema richten op hulpverlening die kortademig en goed te fotograferen is. Achtergrond is dat geldschieters in het giftland nu eenmaal gevoeliger zijn voor plaatjes van huilende kinderen dan voor informatie over langlopende projecten, die vaak ook minder geschikt zijn voor ontroerend beeldmateriaal. Terwijl algemeen bekend is dat structurele bijstand meer in het belang is van getroffenen door oorlogen of rampen dan incidentele hulp.
De oplossing van dit probleem ligt misschien nog wel meer bij de achterban van hulpinstanties dan bij de organisaties zelf. Giften schenken kan niet buiten emotie. Maar het is gevaarlijk om alleen maar gedreven te worden door emotie als men geld overmaakt voor hulpverlening. Organisaties zouden een slag kunnen maken als hun donateurs zich bij hun geefgedrag meer zouden afvragen waarmee mensen in nood echt zijn geholpen.