Brute moord en voorzichtige vreugde in Syrië
QUASAIR. Het Syrische stadje Qusair stond de afgelopen weken in het middelpunt van de internationale aandacht nadat het leger met hulp van Libanese Hezbollahstrijders de oppositie er versloeg en verdreef. Verderop, in het christelijke dorpje al-Duwayr, vond op dat moment een bloedbad plaats.
Qusair had voor het begin van de oorlog in Syrië 30.000 inwoners, van wie 10 procent bestond uit christenen die tot diverse kerkgenootschappen behoorden.
In mei 2012 vielen gewapende militanten, afkomstig uit Homs, de stad binnen. Velen behoorden tot radicale soennitische brigades. Gelijktijdig brak in Qusair een ideologisch conflict uit tussen meer seculiere en gematigde elementen binnen de Syrische oppositie enerzijds en islamitische radicalen anderzijds. Dit conflict werd beslecht in het voordeel van de radicalen.
Hiermee viel het doek voor de christenen in Qusair. Hun werd in juni 2012 een ultimatum gesteld: binnen een week moesten ze de stad verlaten, met achterlating van al hun spullen. Een exodus van 3000 christenen volgde. Ze werden spoedig gevolgd door een groot deel van de moslimbevolking, die moest vluchten voor de terreur van gewapende bendes. Toen het Syrische leger enkele weken geleden Qusair heroverde, waren er van de oorspronkelijke bevolking nog 500 mensen aanwezig.
De afgelopen week keerden de verdreven inwoners van Qusair aarzelend terug. Bij de terugkerende christenen, van wie een gedeelte uit Libanon kwam, vermengde ontzetting over de verwoestingen zich met gevoelens van vreugde omdat ze thuiskwamen. De blijdschap was ook groot bij een hoogbejaard echtpaar dat geen enkele mogelijkheid had Qusair te ontvluchten. Ze waren de enige christenen die in hun woonplaats achterbleven. Ze overleefden omdat hun moslimburen zich over hen ontfermden.
De voorzichtige vreugde werd overschaduwd door een afgrijselijk bloedbad dat in dezelfde tijd plaatsvond in het christelijke dorpje al-Duwayr, niet ver van Qusair.
Volgens verschillende bronnen drongen 350 zwaarbewapende militieleden het dorp binnen om inwoners systematisch uit hun huizen te halen. Christenen werden bijeengedreven op het dorpsplein en doodgeschoten. Tot op heden zijn er geen details bekend over de aantallen slachtoffers en de identiteit van hun beulen. Het gerucht gaat dat het Tsjetsjeense jihadisten betreft, die mogelijk ook verantwoordelijk zijn voor de ontvoering van twee Syrische bisschoppen eind april.
Zoals bij veel gruwelijkheden in Syrië bestaat de kans dat de toedracht nooit bekend wordt. Het bloedbad had vrijwel zeker een sektarische achtergrond, net als de moord op zestig sjiitische moslims in dezelfde tijd in de oostelijke provincie Deir al-Zur.