Kamer: Keuzevrijheid in nieuwe WMO
DEN HAAG. Staatssecretaris Van Rijn (VWS) moet van de Tweede Kamer bij het hervormen van de langdurige (ouderen)zorg oog houden voor de keuzevrijheid van cliënten. Vier vragen.
Wat is Van Rijn van plan?
Van Rijn wil dat ouderen en langdurig zieken langer thuis blijven wonen voordat ze naar een instelling gaan. Bovendien wil hij delen van de zorg die zij straks thuis ontvangen uit de AWBZ halen. Zo gaan thuiszorg, begeleiding en enkelvoudige verzorging, bijvoorbeeld hulp bij het douchen, vanaf 2015 naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn.
Beïnvloedt dat de keuzevrijheid?
Ja, de zorg in de WMO is geen verzekerd recht. Gemeenten hebben bovendien de nodige beleidsvrijheid om deze wet met tal van creatieve oplossingen uit te voeren. Her en der bestaat de vrees dat zij de zorg uit efficiencyoverwegingen zullen aanbesteden bij één grote, regionale zorgaanbieder. Daar moet de cliënt het dan mee doen.
Overigens kunnen kleinere, identiteitsgebonden zorgaanbieders alsnog in beeld komen, bijvoorbeeld als gemeenten om wat voor reden dan ook wel met meerdere aanbieders in zee willen of moeten. Of wanneer kleine aanbieders die buiten de boot dreigen te vallen samenwerkingsrelaties aangaan met een grote, regionale partij.
Wat kan de Kamer doen?
Bijvoorbeeld Van Rijn opdragen de nieuwe WMO zo vorm te geven dat cliënten straks in elke gemeente kunnen rekenen op een divers zorgaanbod. Gemeenten moeten hun contracteerbeleid daar dan op afstemmen. Een CU/SGP-motie van die strekking kreeg dinsdag steun van een Kamermeerderheid. In de motie staat dat de zorg moet aansluiten „bij de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond van de cliënt.”
Van Rijn kan de WMO ook zo vormgeven dat gemeenten cliënten laten kiezen: of rechtstreeks zorg ontvangen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, óf een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen waarmee zorg kan worden ingekocht bij een zorgaanbieder naar keuze. Ook een motie van SGP, GroenLinks, CU, D66 en CDA die Van Rijn ertoe oproept gemeenten daartoe te verplichten, kreeg dinsdag voldoende steun.
Dat klinkt alsof de keuzevrijheid straks compleet is gewaarborgd.
Ho, ho. Dat de WMO-zorg moet aansluiten bij de godsdienstige gezindheid van de cliënt klinkt mooi. De vraag is wel hoe concreet Van Rijn dit uitwerkt. Details daarover worden pas na de zomer bekend.
Hetzelfde geldt voor de plek van het pgb in de nieuwe WMO. Veel gemeenten knippen de WMO-zorg nu al op in een soort basiszorg en in zwaardere, meer specialistische zorg. Voor de basiszorg treffen zij één collectieve voorziening of regeling, waarmee elke burger uit de voeten moet kunnen. Individueel maatwerk is er alleen voor de zwaardere, specialistische zorg. Die beleidsvrijheid blijft waarschijnlijk bestaan. De kans is dan ook reëel dat gemeenten het pgb straks pas hoeven aan te bieden nadat ze hebben vastgesteld dat de collectieve voorziening of regeling echt niet volstaat. Alleen voor de zwaardere zorg dus.
In zijn reactie op de motie van de SGP c.s. liet Van Rijn al doorschemeren dat hij daarop mikt. De oorspronkelijke tekst van de motie droeg Van Rijn namelijk op het pgb in de WMO te verankeren „als een vergelijkbaar en toereikend alternatief” voor alle zorg van de door gemeenten gecontracteerde instellingen. Daarop gaf Van Rijn stevig tegengas. Burgers moeten straks niet kunnen redeneren: Ik heb zorg nodig en dus kan ik kiezen voor gratis zorg in natura of voor een pgb, aldus de staatssecretaris. „Dat zou een gelijkwaardige keus zijn, maar dat is het juist niet”, aldus Van Rijn.
Verder sprak hij over het afbakenen van het gebied waarbinnen hij het pgb wil toekennen. SGP-leider Van der Staaij zwakte de tekst van de dinsdag aangenomen motie daarop noodgedwongen af.