Commentaar: Verklaring Rome en Reformatie heeft kloof niet overbrugd
Lutheranen en rooms-katholieken brachten begin deze week met het oog op de gezamenlijke herdenking van de Reformatie in 2017 een gemeenschappelijke verklaring uit. De titel is veelzeggend ”Van conflict naar gemeenschap”. Beiden willen schuld belijden en geschillen bijleggen. En ze zijn er vast van overtuigd dat dit ook kan, want het Evangelie van Jezus Christus is hun gemeenschappelijke basis.
Wie het document na lezing weglegt, blijft zitten met een dubbel gevoel: er zijn goede dingen gezegd, maar er is nog veel onopgelost. Rome erkent de eenmaligheid en het unieke van het offer van Christus en spreekt uit dat de vervloekingen van het Concilie van Trente niet gelden voor de lutherse leer van de rechtvaardiging.
Tegelijk moet worden geconstateerd dat er nog veel onduidelijkheid overblijft. Kennelijk accepteren de luthersen de roomse visie op de aanwezigheid van Christus bij de mis of het avondmaal. Evenzo is er geen sprake van het echt herroepen van Trente, om maar enkele voorbeelden te noemen. Er is een stap in de goede richting gezet, maar het is te vroeg om te stellen dat de breuk tussen Rome en de Reformatie met deze verklaring is geheeld.
Duidelijk is natuurlijk wel dat een diepe kloof niet met een enkele verklaring is gedicht. Heling van een dergelijke breuk vraagt tijd, veel tijd. Dat besef klinkt bepaald niet voldoende door in de verklaring. De ondertekenaars erkennen dat er nog allerlei discussiepunten zijn, maar te gemakkelijk wordt daarbij gezegd dat die geen scheiding mogen maken. Het stuk herinnert aan de ideeën die leven binnen de oecumenische beweging: we moeten de verschillen zo veel mogelijk wegduwen. We gaan voor en met elkaar.
Er is echter ook een andere kant. Binnen het orthodox-gereformeerde protestantisme bestaan veel reserves jegens de oecumenische beweging. Die huiver is begrijpelijk. De geschiedenis van de oecumenische beweging heeft ook aangetoond dat het verdoezelen van verschillen uiteindelijk leidt tot een slappe eenheid waar een stevig Bijbels fundament aan ontbreekt. Het feit dat men binnen de Wereldraad van Kerken met droge ogen verdedigt de dialoog met andere dan christelijke godsdiensten aan te moeten gaan, is daarbij beslist een dieptepunt.
Maar tegelijk heeft die huiver onder orthodoxe protestanten ertoe geleid dat kerken die elkaar wél zouden moeten (kunnen) vinden op het fundament van Bijbel en belijdenis, langs elkaar heen leven en weinig bereid zijn tot toenadering – zelfs niet als de secularisatie en de opkomst van het antichristelijk denken samenwerken noodzakelijk maken.
De inmiddels overleden Schotse kerkhistoricus Hugh Cartwright, die zelf van kerk veranderde en daardoor zijn professoraat moet neerleggen, zei bijna twintig jaar geleden: „De kerk van de Reformatie heeft van meet af aan schismatieke trekken gehad. Protestanten denken meer in verschillen dan in overeenkomsten. Zij moeten het woord ”eenheid” opnieuw leren spellen.”