Reisgenoot bij geloofs- en levensvragen
Hij zetelt in de Admiraliteit te Den Haag, waar de buste van De Ruyter voor de deur staat. Kapitein-luitenant ter zee drs. L. J. Lamens draagt donderdag als hoofd vlootpredikanten vanwege functioneel leeftijdsontslag de fakkel over aan drs. J. G. Majoor. De 55-jarige hervormde predikant zal als emeritus de Nederlandstalige gemeente van Genève gaan dienen.
In zijn werkkamer herinneren tal van attributen aan zijn marinecarrière. Wapenschilden verwijzen naar acties of vlootoefeningen. Een schilderij uit Cambodja brengt de tijd weer heel dichtbij dat hij met de Nederlandse mariniers op vredesmissie in dat Aziatische land was. Zelf ziet de Nederlandse marinedominee zijn geestelijke ondersteuning bij het korps mariniers als het mee helpen oprichten van een stukje van Gods Koninkrijk.
Wat is de eigenlijke taak van een dominee? De vlootpredikant denkt diep na. „Nabijheid, troost, onderweg zijn én gaan. Reisgenoot zijn bij geloofs- en levensvragen.”
Troost, zoals bedoeld in de eerste vraag van de Heidelbergse Catechismus? „Het is een goede vraag die in de Catechismus gesteld wordt. Maar elke tijd vraagt om een eigen antwoord. Dat hoort bij de dynamiek van het geloof. Voor mij gaat het erom dat het Koninkrijk enigermate hier en nu gecreëerd wordt. Daarbij moeten we bedacht zijn op valkuilen. Ik heb de overtuiging dat ik bij de marine, onder andere in de vredestaken, iets heb kunnen bijdragen aan de totstandkoming van Gods Rijk.”
De scheidende marinedominee werd op 24 januari 1946 geboren en woonde in de hervormde pastorieën van Elspeet, Kamerik en Bennekom. Ds. Lamens geeft tijdens het gesprek een waarschuwing af: „Maar ik leg andere theologische accenten dan mijn vader. Hoewel vader ook een voor velen ongekende breedte in zich had.” De predikant rekent zich meer tot de midden-orthodoxie: „Ik wil gewoon hervormd zijn.” Hij preekt op vrije zondagen onder andere in zijn woonplaats Vuren, waar zijn echtgenote, mevrouw dr. M. M. Lamens-van Malenstein, een huisartsenprakrijk heeft.
Toen hij achttien was, overleed zijn vader. „Toen hij in Ermelo stierf, leefde bij mij sterk het verlangen de fakkel over te nemen. Bewust heb ik me later ook in Bennekom, waar vader stond toen hij overleed, tot predikant laten bevestigen.”
Zijn studententijd werd een zoektocht. Eerst studeerde hij een jaar theologie in Utrecht en vond hij onderdak bij de theologische studentenvereniging Voetius. „Maar al de zekerheden die daar gekoesterd werden, stuitten me tegen de borst.” Tussen de studie theologie door reisde hij veel. In Duitsland vond hij niet alleen onderdak bij de Jesusbruderschaft maar ook in Zwitserland bij dr. Francis Schaeffer van l’Abri. „Ik leerde er allerlei aspecten vanuit een christelijke overtuiging te bezien. Toen dacht men daar al na over het milieubeheer.” Vanwege zijn bredere kijk zocht en vond hij aansluiting bij het Utrechts oecumenisch theologisch werkgezelschap Uterque. Studeren ging gepaard met werken.
Wonderlijk genoeg was het een beroepsmarinier die hem aan het denken zette over het werk bij onze zeemacht. „Wat denk je met je studie te gaan doen?”, was zijn vraag die bleef haken. „Ik dacht eigenlijk wat laatdunkend over dominee-zijn bij de krijgsmacht. Maar deze man verzekerde me dat hij zelf veel steun aan zijn marinepredikant had, net als veel anderen. Hoewel het zeer ongebruikelijk was, bestond de mogelijkheid mijn vicariaat te doen bij de geestelijke verzorging van de marine. Ik voer zelfs mee naar Edinburgh op een oude B-jager. Toen ik beroepbaar was, wachtte ik af: wie het eerst komt, die het eerst maalt.” Dat was de marine, zodat hij met twee belangstellende gemeenten niet in zee ging. Op 18 september 1977 werd ik in Bennekom tot predikant bevestigd.”
Een enerverende loopbaan volgde. Dat begon al met een verre trip naar Azië. „Ik preekte zowel in Singapore als in de Grote Kerk van Jakarta, waar ook veel ambassadepersoneel was. Na Soerabaja volgde het Australische Freemantle. Ik wisselde steeds van schip.” Aruba volgde. „Daar proefden we de invloed van Zuid-Amerika. Ik preekte er zowel in de kerk als in het marinierskamp. Het waren vooral diensten waar je elkaar ontmoette. Ik trouwde, doopte, vierde avondmaal en er deden mensen belijdenis.”
Ds. Lamens is in zijn marinetijd onder andere aardig wat gereformeerd vrijgemaakte beroepsmilitairen tegengekomen. „Deze mensen bezochten doorgaans trouw mijn diensten, maar ze luisterden ook naar meegenomen preekbandjes. Bij de werving heb ik als hoofd vlootpredikanten ook gezocht naar een predikant uit de kleinere kerken. In het jaar 2000 hebben wij een predikant uit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt kunnen benoemen.”
De marine gaf hem de ruimte de pastoraal-psychologische leergang in Utrecht en de pastoraal-klinische training te doen bij dr. W. Zijlstra. Hij diende bij het ziekenpastoraat van de marine en kwam enkele jaren later bij de Van Ghentkazerne in Rotterdam tussen de mariniers terecht. „Je bent voor die jongens een vluchtheuvel. Je hebt een vrijplaatsfunctie, mede vanwege je ambtsgeheim. Ze kunnen hun verhaal kwijt en ze vertrouwen je, want je bent geen geestelijk verzorger van een bedrijf maar in dienst van de kerk.”
Later voer hij op de Adriatische Zee, was betrokken bij de revalidatie na ongevallen, zoals bij de overlevenden van de Hercules-ramp. Ondanks de secularisatie en het afnemend aantal geestelijke verzorgers bij de krijgsmacht denkt ds. Lamens dat er juist meer nodig zijn, gezien de vraag. „De politiek moet dat oppakken in het besef dat wij er voor gelovigen en ongelovigen zijn.”
Vooral in Cambodja voelde hij dat ze hem nodig hadden. „We liepen daar tegen ethische dilemma’s aan. De mariniers zelf drongen er ook op aan dat ik meeging. „Jullie zijn toch kerels die het zelf wel redden”, zei ik toen. „Nee”, antwoordden ze, „u kunt ons er bovenuit tillen.” Ik voelde dat het brengen van gerechtigheid daar in Cambodja geen theorie was, maar werkelijk iets betekende. We waren letterlijk vredebrengers.”
Wat voor plek gaf u daarin aan de vrede met God die we als mensen moeten krijgen?
„Ook aan dat facet gaf ik aandacht. Maar dat vloeide meer voort uit ons concrete aanwezig zijn daar.”
Wat betekent voor u dan vrede met God in verticale zin?
„Daarin gaat het mij om het spirituele. Noem het maar kracht, die op een bepaalde manier gevoed wordt.”