Wapenleveranties EU aan oppositie Syrië frusteren vredesbesprekingen
Door wapenleveranties aan de Syrische oppositie mogelijk te maken, frustreert de EU pogingen om te komen tot een vreedzame oplossing van de burgeroorlog in Syrië, stelt Aziz Beth Aho.
Ruim tien jaar geleden gaf de Amerikaanse regering, gesteund door de Britse regering, aan een aanval te willen uitvoeren op Irak. Een groot deel van haar bondgenoten was tegen. Zij blokkeerden onder aanvoering van Rusland, Frankrijk en Duitsland niet alleen de noodzakelijke resolutie van de VN-Veiligheidsraad, maar verhinderden ook dat de NAVO werd ingeschakeld.
Het mocht echter niet baten. Als ”Coalition of the Willing” startten de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de oorlog tegen Irak. De actie werd politiek gesteund door de Nederlandse regering en door een aantal Midden-Europese landen die vijf jaar eerder waren toegetreden tot het NAVO-bondgenootschap. De tegenstand van Frankrijk, Duitsland en talloze landen wereldwijd onderstreepte echter het omstreden karakter van de Irakoorlog.
Inmiddels weten we dat de Irak-oorlog niet alleen heeft geleid tot de beoogde val van Saddam Hussein. Tien jaar later is er nog steeds grote interne verdeeldheid in het land. Vooral de Aramese christelijke bevolking van Irak is het slachtoffer van een aanhoudende reeks gewelddadigheden.
Het afgelopen halfjaar gaven de Franse en de Britse regering aan wapens te willen leveren aan de ”gematigde oppositie” tegen de Syrische regering van Bashar al-Assad. Alle andere lidstaten van de Europese Unie waren hiertegen en spraken hun wens uit om het twee jaar geleden overeengekomen EU-wapenembargo jegens alle strijdende partijen in Syrië onverkort te handhaven.
Dit keer hechtten de EU-lidstaten echter vooral aan het etaleren van een overigens niet-bestaande eensgezindheid. Op 27 mei werd een uitermate wazig compromis geformuleerd dat Frankrijk en Groot-Brittannië alle ruimte gaf om wapens te leveren aan wie dan ook in Syrië. Naar verluidt heeft de Nederlandse regering samen met de Duitse regering een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit compromis.
De vraag dringt zich echter op waarom de 25 lidstaten die zo hechten aan de continuering van het volledige wapenembargo nog steeds vasthielden aan een schijnbare eensgezindheid toen duidelijk was dat een gezamenlijk besluit dat eventuele wapenleveranties in ieder geval nog enigszins zou inperken, niet in het vat zat. Waarom besloten zij niet tot een gezamenlijke verklaring van treurnis of afkeuring van het streven van de twee dissidente Europese lidstaten? Een dergelijke verklaring van de 25 had uitdrukking kunnen geven aan het omstreden karakter van de Franse en de Britse pleidooien. Nu ontstaat het beeld dat het gros van de EU-lidstaten de Frans-Britse plannen weliswaar niet militair, maar wel politiek ondersteunt.
Het gevolg van daadwerkelijke wapenleveranties aan de ”gematigde oppositie” laat zich raden. Nu al, terwijl alle verschillende oppositiegroepen in de Syrische president Bashar al-Assad één gezamenlijke tegenstander hebben, is de enorme verdeeldheid duidelijk zichtbaar. Zodra de oppositie de regering met behulp van Franse en Britse wapens verdreven zal hebben, zal deze verdeeldheid ontaarden in een aanhoudende gewapende strijd binnen Syrië waarin ook buitenlandse strijdgroepen zich zullen blijven mengen. Een dergelijke strijd zal, nog los van de sektarische en extremistische agenda’s van de door anderen gesteunde ”niet-gematigde oppositie” opnieuw vooral ten koste gaan van etnische en religieuze minderheden in Syrië, waaronder vooral Aramese christenen.
De enige mogelijkheid om tot een vreedzame oplossing te komen van de alle perken te buiten gaande burgeroorlog in Syrië is de onderhandelingstafel. Het Amerikaans-Russische initiatief tot een vredesconferentie deze zomer in Genève verdient dan ook alle steun en inzet.
Door de ”gematigde oppositie” in Syrië wapenleveranties in het vooruitzicht te stellen, ondermijnt de EU echter pogingen van landen die ijveren voor een compromis. Zij verkleinen de kans dat deze conferentie zal leiden tot een politieke oplossing, een wapenstilstand en tot uitgebreide humanitaire hulp aan de Syrische bevolking.
In het licht hiervan zou het de EU passen om de Nobelprijs voor de vrede die ze in december, vlak voor het gekrakeel over de wapenleveranties, heeft ontvangen weer terug te geven aan het Nobelcomité.
De auteur is voorzitter van de Aramese Beweging voor Mensenrechten.