Ongeloof
Mattheüs 12:31
„Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden; maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden.”
De Heere zegt ook niet uitdrukkelijk dat als Hij hun Zijn boodschap niet was komen verkondigen ze dan zonder die of die zonde zouden zijn. Dan zouden wij als gelovigen niet bepaald tot onderzoek aangemoedigd worden! Binnen de overvloed aan teksten uit de Heilige Schrift worden we gevoed door de heldere passages en geoefend door de duistere. We hoeven er dus niet van op te kijken dat we in de Joden, ook al zou de Heere niet bij hen gekomen zijn, zondaars moeten zien. Er staat namelijk niet dat ze dan zonder enige zonde zouden zijn. Wat er wel staat, is dat ze zonder zonde zouden zijn als Hij niet was gekomen. Daarom kan het eigenlijk niet anders of de Joden hebben bij de komst van de Heere dan misschien niet elke zonde begaan, maar wel een die ze nog nooit eerder hadden begaan. Dat is natuurlijk dat ze niet in Hem geloofden toen Hij bij hen was en tot hen sprak. Integendeel, ze beschouwden Hem als een vijand omdat Hij de waarheid sprak. Ze gingen zelfs zover dat ze Hem doodden. Zo’n afschuwelijke, zware zonde zouden ze zeker nooit hebben begaan als de Heere hun Zijn boodschap niet was komen verkondigen. Dus als we horen dat ze dan zonder zonde zouden zijn, mogen we onder het woord zonde niet elke zonde verstaan, maar slechts een bepaalde.
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preken over teksten uit het Evangelie volgens Mattheüs”, 417)