Noord-Korea mist koekjes uit zuiden
Noord-Korea wil weer praten over heropening van de industriële zone Kaesong, waar het nauw samenwerkt met bedrijven uit het zuiden. Wat beweegt het regime om de deur weer open te zetten?
Het Kaesong Industrieel Complex (KIC) was ooit de kroon op het werk van de toenmalige president van Zuid-Korea, Kim Dae Jung, die met zijn ”Zonneschijn-Beleid” de vreedzame hereniging met Noord-Korea zocht door de spanning af te bouwen, steun te geven en samenwerking te zoeken. Een industrieel park bij de Noord-Koreaanse stad Kaesong moest dat beleid gestalte geven. Noord-Korea leverde goedkope arbeidskrachten en Zuid-Korea kapitaal, en die twee samen zouden de massaproductie van consumptiegoederen voor de wereldmarkt mogelijk maken. Vorig jaar waren er 123 bedrijven actief en die hadden bij elkaar 53.448 Noord-Koreanen aan het werk. De gefabriceerde goederen hadden een exportwaarde van 470 miljoen dollar. Noord-Korea verdiende er jaarlijks zo’n 90 miljoen dollar aan.
Het grillige gedrag van de nieuwe leider Kim Jong Un gooide eind vorig jaar roet in het eten. Op Noord-Korea’s intimiderende raketlanceringen en nucleaire escapades volgden scherpe VN-resoluties –2087 en 2094–, waarna de spanning op het Koreaanse schiereiland begin dit jaar tot ongekende hoogte opliep. Daarmee werd het openhouden van Kaesong, in feite een Zuid-Koreaanse enclave op Noord-Koreaans grondgebied, ook ongeloofwaardig, en wat Pyongyang betreft ook gevaarlijk. Zo gonsde het in het noorden van de geruchten dat Zuid-Korea en bondgenoot de Verenigde Staten van plan waren Kaesong te gebruiken als bruggenhoofd voor een aanval.
Een zone die je jaarlijks 90 miljoen dollar oplevert, doek je niet zomaar van de ene op de andere dag op, stelt de Britse Koreakenner Aidan Foster Carter in een recente analyse over Kaesong. Volgens hem was de sluiting ervan al langer gepland. De reden daarvoor was dat onder de Noord-Koreaanse autoriteiten al geruime tijd weerzin bestond tegen de enclave. „Het grote gat in de klamboe” werd hij wel genoemd en daarmee werd bedoeld dat het een potentiële bron was voor ideologische besmetting van de Noord-Koreaanse samenleving.
Die argwaan was niet misplaatst. De invloed die van Kaesong uitging werd wel het „chocobiscuiteffect” genoemd, en dat verwijst naar populaire Zuid-Koreaanse chocoladebiscuits die bedrijfsleiders uit het zuiden regelmatig uitdeelden aan hun Noord-Koreaanse personeel. Arbeiders namen ze gretig mee naar huis of ze verkochten ze op de markt. Het gevolg is dat inmiddels de biscuitjes tot in de verste uithoeken van Noord-Korea worden gegeten en symbool staan voor ”het goede leven in Kaesong”, waar niet alleen de koekjes, maar ook de baantjes de beste van het land zijn. Het was een regelrechte ondermijning van de anti-Zuid-Koreaanse propaganda van het regime, dat Zuid-Korea juist afschildert als een arm en onvrij land, waar burgers ernaar hunkeren om onder Kim Jong Un herenigd te worden.
Tijdens de oplopende spanningen van dit voorjaar zag de anti-Kaesongfactie haar kans schoon. Dat met de sluiting ruim 53.000 Noord-Koreanen op straat kwamen te staan en tussen de 250.000 en 300.000 burgers in de wijde omgeving zwaar gedupeerd werden –de aanvoer van water en stroom en die van goederen uit Zuid-Korea raakte door de sluiting ernstig ontregeld– deerde het regime kennelijk niet.
Gisteren liet Pyongyang weten dat het toch weer wil praten over opening van Kaesong, en dat heeft veel Koreawaarnemers verrast. De Koreakenner Alexandre Mansourov bijvoorbeeld, somde in een analyse op de website 38north.org vier scenario’s rond Kaesong op, waarvan de laatste en minst waarschijnlijke heropening was.
Toch zijn er wel enkele argumenten te geven die pleiten voor heropening. Zo hebben de Noord-Koreaanse autoriteiten recentelijk nadrukkelijk gekozen voor een beleid van ”byungjin”, dat is het land uitbouwen tot een kernwapenstaat én exportnatie voor de wereldmarkt. Een wonderlijke combinatie, aldus Aidan Foster Carter. „Doorgaans bezigen sta- ten de slogan ”Guns ór butter” (wapens of boter) omdat je je geld nu eenmaal maar één keer kunt uitgeven, maar Noord-Koreanen willen dus ”guns ánd butter”. Wat hier van belang is, is dat het laatste wat bij de opbouw van een exportnatie moet gebeuren de sluiting van een industriële ex- portzone als die in Kaesong is. Hoe Pyongyang straks zijn omstreden kernwapenprogramma wil gaan combineren met goede handelsrelaties met het buitenland is overigens een raadsel.
Intussen is het nog maar de vraag of bedrijven staan te trappelen om weer in Kaesong aan de slag te gaan. Ze leden na de sluiting enorme verliezen. Verder is het vertrouwen in de grillige gastheer er niet groter op geworden.
Daar komt bij dat Kaesong vanaf de start een moeizaam project was. Zo was de infrastructuur er allerbelabberdst, en om dat te veranderen moest Seoul klauwen met geld investeren, ruim 800 miljoen dollar. De verwachting is dat als Kaesong weer opengaat, Seoul met extra veel geld bedrijven zal moeten lokken om daar weer te gaan zitten.