Economie

Duisenberg: Inflatiebestrijder van formaat

Wim Duisenberg neemt eind deze week afscheid als president van de Europese Centrale Bank (ECB). Gedurende bijna vijfenhalf jaar zwaaide hij de scepter over de geldpolitiek in de eurozone. Daarbij voerde hij een streng en betrouwbaar anti-inflatiebeleid.

Drs. A. A. C. de Rooij
30 October 2003 08:57Gewijzigd op 14 November 2020 00:40
FRANKFURT – Wim Duisenberg, hier twee jaar geleden in Frankfurt met eurobiljetten in zijn hand, neemt morgen afscheid als president van de Europese Centrale Bank. Foto ANP
FRANKFURT – Wim Duisenberg, hier twee jaar geleden in Frankfurt met eurobiljetten in zijn hand, neemt morgen afscheid als president van de Europese Centrale Bank. Foto ANP

Even spande het erom. In de loop van 1999 verloor de wisselkoers van de euro steeds meer terrein. De munteenheid doorbrak in neerwaartse richting de psychologisch belangrijke grens van 1 dollar. Die waardedaling straalde in negatieve zin af op het imago van Duisenberg.

In oktober van genoemd jaar heeft hij een interview met het Britse dagblad The Times. De journalist vraagt of nieuwe interventies denkbaar zijn om de euro op te krikken. Volgens een ongeschreven wet voor centralebankiers mogen zij hoogstens achteraf uitlatingen doen over steunoperaties in het valutaverkeer. Geen commentaar, had zijn antwoord moeten zijn. Duisenberg verklaart echter openlijk: „Ik zou denken van niet.”

De financiële handel reageert na de publicatie met een verdere verzwakking van de euro. De kritiek zwelt aan. Een forse blunder, luidt het algemene oordeel. Drie dagen later vindt de maandelijkse persconferentie plaats. Zal hij wellicht zijn vertrek aankondigen? Nee. Hij verzekert de buitenwacht alleen dat hij zijn les heeft geleerd. En de Franse bankgouverneur Trichet beklemtoont dat het hele bestuur van de ECB pal achter hem staat.

De Nederlander fungeerde in Frankfurt als aanvoerder van een zeshoofdige directie. Beslissingen over de rente worden genomen door de raad van bestuur. Dan schuiven ook de presidenten van de nationale centrale banken van de eurolanden aan. Een gezelschap dus van achttien personen.

Aanvankelijk kwamen er uit hun midden wel eens tegenstrijdige signalen over de monetaire strategie. Dat wekte onrust. „De markten moeten meer naar mij dan naar anderen luisteren”, wenste Duisenberg in 2001 in het openbaar gezegd te hebben. En inderdaad, geleidelijk aan groeide hij uit tot echt de eerste man van de ECB, kreeg hij de regie blijkbaar steviger in handen en won hij aan gezag.

Op 1 januari 2002 werd onder zijn opperbevel met succes de gemeenschappelijke munt geïntroduceerd als het wettig betaalmiddel van zo’n 300 miljoen mensen. De operatie verliep zonder problemen. Alleen naderhand morde het publiek dat na de omrekening alles zo duur was.

Succes had Duisenberg ook als het gaat om het verwezenlijken van de hoofddoelstelling van de ECB. Het bewaken van de prijsstabiliteit is haar voornaamste taak, conform de traditie van de Duitse Bundesbank en, daarbij aanhakend, die van de Nederlandsche Bank. Duisenberg kon op Europees niveau de beleidslijnen doortrekken die hij eerder al in Amsterdam had gevolgd.

De ECB hanteert als norm dat het tempo van de geldontwaarding niet mag stijgen tot boven de 2 procent. Ontsporingen bleven gedurende zijn ambtstermijn uit. De statistieken laten wel percentages zien die steeds dicht in de buurt of soms zelf iets boven die grens lagen, maar we horen niemand die meent dat de president via een hogere intrest de teugels strakker had moeten aantrekken.

Integendeel, zijn critici vinden dat hij zich juist te sterk richtte op het beteugelen van de inflatie en te weinig oog had voor het bevorderen van de economische groei. Zij stellen zijn Amerikaanse collega Alan Greenspan als voorbeeld. Die probeert met een actief rentebeleid de conjunctuurgolf te dempen. Hij geeft voluit gas als de bedrijvigheid hapert of trapt keihard op de rem als oververhitting dreigt.

De ontwikkeling van de officiële tarieven in de voorbije jaren brengt het verschil in benadering treffend tot uitdrukking. In de Verenigde Staten ging het met een reeks van stappen van 6,5 procent in mei 2000 naar 1 procent thans. In Europa was er een veel gematigder aanpak, met een daling van 4,75 naar 2 procent.

Vooral de Duitse minister van Financiën, Lafonteine, deed van zich spreken. Hij ontketende na zijn aantreden in de herfst van 1998 een krachtig verbaal offensief voor een lagere rente. Die zou de koers van de euro naar beneden drukken en de economie stimuleren. In maart 1999 nam ’Rode Oskar’ ontslag. Pas daarna kwam de ECB in actie. Zo trachtte zij haar onafhankelijkheid van de politiek te bewijzen.

Later, als de recessie zich aandient, klinkt, ook vanuit de financiële wereld, soms weer de opvatting dat Duisenberg en zijn medebestuurders de rente te laat en te weinig verlagen. Verwijten in die zin lijken echter onterecht. Zij doen gewoon wat de verdragsbepalingen hun opdragen: de inflatie in bedwang houden. De monetaire spelregels in het eurogebied kennen aan groei nu eenmaal een minder hoge prioriteit toe.

Die dient vooral met andere maatregelen op een hoger niveau te worden gebracht. Duisenberg hamerde er bij elke gelegenheid op: loonmatiging en structurele hervormingen, onder andere op de arbeidsmarkt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer