De kerkgeschiedenis van China is aangrijpend
Boeken over de kerk van China, gaan doorgaans over het ongekende lijden van christenen die weigerden te buigen voor de goddeloze staatsmacht. Of ze gaan over de evenzo ongekende opleving van de kerk in de afgelopen dertig jaar. Twee tegengestelde zaken, maar Bijbels gezien hangen ze nauw samen.
Dat is in ieder geval de boodschap van Paul Hattaway in zijn boek ”China’s Christian Martyrs”, waarin hij de levens van tal van Chinese christenen beschrijft: hoe ze vanwege hun volharding in het geloof werden vervolgd, opgejaagd, gemarteld en gedood.
En daarbij klinkt ook de vraag hoe het toch komt dat de kerk van China de afgelopen jaren zo’n opleving kende, terwijl elders in de wereld het geestelijk leven wegkwijnt. Het is, schrijft Hattaway, omdat de „keiharde bodem” van het geestelijk leven „er week is geworden door het bloed van de martelaren.”
Hattaway gaat nog verder. De kerkgeschiedenis van China is volgens hem de „kruisgang van volgelingen van Jezus tot in de dood”, met als vrucht dat hun nakomelingen nu „mogen delen in Zijn opstandingskracht.”
Waar hebben we het eigenlijk over als die kruisgang van christenen in China aan de orde komt? Sinds de eerste martelaar er in 845 na Christus stierf, zijn er volgens Hattaway zo’n 250.000 christenen omgekomen vanwege hun geloof. Gruwelijk zijn de verhalen die hij heeft opgetekend, met als dieptepunten de periode direct na de Boxteropstand in 1900 en de jaren van terreur ten tijde van Mao Zedong, met name de jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw. „Mijn hoop is dat iedere christen die dit boek leest beter uitgerust zal zijn als soldaat van Jezus Christus, zodat hij de dingen van eeuwigheid hoger zal achten dan die ons aan de aarde binden.”
Opium van het volk
Het heldere plaatje van vervolging en onderdrukking wordt in de periode van economische hervorming onder Deng Xiaopeng, die begint aan het eind van de jaren 70, diffuser. Zo hadden de autoriteiten begin jaren 80 eigenlijk nauwelijks interesse in de kerk, schrijft Daniel Bays in zijn studie ”A New History of Christianity in China”, omdat nog altijd de marxistisch-maoïstische overtuiging leefde dat religie slechts opium van het volk was, en dus bij het beter worden van de leefomstandigheden vanzelf zou verdwijnen.
Het tegendeel gebeurde, want in de jaren 80 heeft in de kerken in China juist een enorme opwekking plaats. Bays spreekt over die laatste dertig jaar (gerekend vanaf 1980) van „een van de meest dramatische periodes in de geschiedenis van het christendom wereldwijd.” Hij schat het aantal kerken vandaag de dag op meer dan 20.000; het aantal leden op 100 miljoen (als het om leden van niet-geregistreerde huiskerken gaat) en op 15 miljoen leden van door de staat gecontroleerde kerken van de Drie-Zelfbeweging.
De superlatieven bij de beschrijving van de groei van de kerken in China richten zich ook op iets anders: het aanpassingsvermogen aan de Chinese cultuur. Bays spreekt van „een van de grootste voorbeelden in de geschiedenis van creatieve culturele aanpassing.”
De Chinese auteur Liao Yiwu schrijft in zijn boek ”God is Red”, waarin hij de levens van christenen beschrijft in de afgelegen gebieden van de provincie Yunnan: „Ik ben opgegroeid in een tijd dat westerse zendelingen werden neergezet als boosaardige agenten van het imperialisme. Wat ik ontdekte (toen hij zelf op onderzoek uitging, AJ) was iets heel anders.” Hij stelt dat binnen een tijdsspanne van drie tot vier generaties het christelijk geloof deel was gaan uitmaken van de erfenis van iedere afzonderlijk familie en integraal deel was geworden van hun verleden. „Hoe was het mogelijk dat een buitenlandse godsdienst zo diepgeworteld kon zijn en zich zo wijd kon verspreiden in dit geïsoleerde deel van het land.” De weg die het christendom er had afgelegd, zo haast Liao zich erbij te vermelden, was er wel een die was besmeurd met bloed.
De integratie van het christelijk geloof in de Chinese samenleving contrasteert intussen sterk met de weigering tot aanpassing van Bijbelgetrouwe christenen aan de totalitaire en atheïstische ideologie van het communisme.
Volksgeloof
In alle boeken die hier de revue passeren, komt echter ook de keerzijde van dit veelprezen aanpassingsvermogen naar voren. Christelijke zendelingen en evangelisten kwamen met een boodschap, zo schrijft Bays, waarvan onderdelen al bekend waren bij veel Chinezen op het platteland. „Ook in het oeroude volksgeloof was sprake van een hemels koninkrijk, van messiasfiguren, van een koningin-moeder die uit het Westen kwam en die waren dan ook prima in te passen in de christelijke boodschap.” Omdat tijdens de vervolgingen onder Mao vooral op het platteland flink was huisgehouden en voorgangers en andere geestelijke leiders waren verdwenen, waren bekeerlingen uitermate vatbaar voor deze geestelijke vervuiling met heidens volksgeloof. Aantrekkelijk waren ook de vele eindtijdprofetieën die vanouds op het platteland gehoor vinden.
Behoefte aan opleidingsinstellingen was met name urgent omdat de Chinese autoriteiten beducht waren voor sekten en charismatische groeperingen die complete volksstammen konden verleiden om niet de staat, maar een andere macht of leider te gehoorzamen. De felle vervolging van leden van de Falun Gongsekte vanaf 1999 liet daarover aan niets te twijfelen over.
Geen sekten
In ”Gods reddende kracht” beschrijft Bob Davey hoe de huiskerkbeweging er alles aan deed om zich te distantiëren van iedere geheime sektarische beweging die het gezag van de regering ondermijnt. Dat doel diende ook ”de Geloofsbelijdenis”, die een groep van huiskerkleiders, de Sinimgemeenschap, onder leiding van de theoloog/voorganger Jonathan Chao in 1998 opstelde. Daarin wordt onder meer gesteld dat de huiskerkbeweging de hoofdstroom van het protestantse christendom in China vertegenwoordigt en geen sekte is en dan ook niet als zodanig behandeld mag worden. In de belijdenis worden verder „sektarische leerstellingen” en „valse profetieën” weerlegd.
In datzelfde jaar brengt de groep ook het ”Gezamenlijk verzoek” naarbuiten. Leiders van de door de staat gecontroleerde kerk, de Drie-Zelfkerk, wordt daarin fijntjes onder de neus gewreven dat hun kerk „acht keer kleiner is dan de huiskerkbeweging”, en dat het juist de Drie-Zelfkerk is die afwijkt van de Schrift. Verder pleiten de opstellers ervoor dat er een eind moet komen aan de vervolgingen en dat christenen die in werkkampen zijn opgesloten, moeten worden vrijgelaten.
Deze documenten werden door de autoriteiten direct afgewezen, noteert Davey. Hij voegt eraan toe „dat ze een waardevol inzicht geven in waar het in het huidige Chinese christendom om draait.”
Wetsovertreders
Wie de woorden van Hattaway in zijn genoemde boek serieus neemt, kan niet anders dan deze conclusie van Davey als te optimistisch typeren. „Medio jaren 90 komt er een nieuwe strategie voor het vervolgen van christenen”, schrijft Hattaway, „door hen te bestempelen als boosaardige sekten die de wet overtreden.” Hij noemt het een slimme manier om de kerk te vervolgen zonder dat het Westen zich druk maakt. Ze worden immers niet vervolgd om hun geloof, maar simpelweg omdat ze de wet overtreden. Hattaway ziet er ook een subtiele manoeuvre in om onder Chinese christenen verwarring te zaaien. „Die konden het er niet over eens worden wie de naam sekte verdient.” Intussen werden veel huiskerken door de staat als staatsgevaarlijke sekte bestempeld en voorgangers opgepakt en zelfs omgebracht.
De weg van vervolging van de kerk loopt via het sektarisme, zou je kunnen zeggen. En daar schuilt een gevaar in voor de toekomst, meent Daniel Bays. „Niemand kan garanderen dat radicale sektarische bewegingen niet meer zullen opduiken, zoals ze dat de afgelopen dertig jaar hebben gedaan. Ze bieden immers kant-en-klare modellen voor toekomstig volkschristendom.”
Na het neerslaan van de studentenopstand in juni 1989 op het Plein van de Hemelde Vrede, schrijft Bob Davey, breekt de „christendomkoorts” op nog grotere schaal uit. In de staat gefrustreerde studenten keren zich tot het christelijk geloof en zorgen zo voor een volwassen worden van de christelijke gemeente, zo meent Davey. „Moderne intellectuelen” gaan zich immers met het geloof inlaten.
Het is ook de tijd van de opkomst van het stedelijk christendom, waarover Liao Yiwu zich nogal laatdunkend uitlaat. „Ze hebben daar (in de steden, AJ) het christelijk geloof omhelsd zoals ze deden met Coca-Cola of een Volkswagen, ervan uitgaand dat buitenlands geloof per definitie een betere kwaliteit heeft. Veel jonge stedelijk christenen hebben zich aan de voeten van Jezus neergeworpen omdat het hip is om een kruisje te dragen en een buitenlands gezang te zingen.”
Geen eenheid
De vraag dringt zich op of Chinees christendom er ooit toe zal leiden dat de huiskerken zich zullen aansluiten bij de Drie-Zelfkerk. Davey acht dat uitgesloten vanwege het theologisch liberalisme van de geestelijke leiders binnen de Drie-Zelfkerken. Verder hebben de vervolgingen diepe wonden nagelaten en is er een sfeer van wantrouwen ontstaan. Ten slotte bestaat er een diepgaand verschil van mening over de scheiding van kerk en staat: huiskerken wensen geen staatsbemoeienis.
Over dat laatste denkt de 24-jarige Ho Lu heel anders, laat hij Liao Yiwu in ”God is Red” weten. De 24-jarige inwoner van Chengdu was een fervent popidool en kwam krachtdadig tot geloof toen hij in de Bijbel las dat God Israël opriep om de afgoden (idolen) af te zweren. Dat sloeg in als een bom: „de Heere sprak me persoonlijk aan.”
Toch moet hij van huiskerken niets weten. „Die mensen zijn te veel met politiek bezig.” Ho Lu zegt ooit een keer naar een huiskerkdienst te zijn geweest, „en toen begon een ouderling ongevraagd over gearresteerde broeders te spreken en de Chinese regering te bekritiseren. Daardoor veranderde de stemming compleet en raakte iedereen mismoedig.” Volgens Ho Lu doen huiskerken wat ze de Chinese regering verwijten: het christelijk geloof politiseren.
Intussen zou het Chinese christendom weleens een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de verspreiding en vooral worteling van het christelijk geloof wereldwijd, meent Daniel Bays. Juist nu het westerse christendom plaatsmaakt voor niet-westers christendom kan China een rol van betekenis spelen en daarbij putten uit een rijke eigen traditie.
Aan de Chinese christenen zal het niet liggen, want met hun ”Terug naar Jeruzalembeweging” hebben ze een ambitieus missionair programma in huis. Het houdt in dat Chinezen door God zijn geroepen om via de oude Zijderoute het Evangelie in westelijke richting tot in Jeruzalem te verkondigen. Als beloning voor hun zendingsijver, zo geloven aanhangers van deze beweging, zullen Chinese christenen er in Jeruzalem bij zijn wanneer Christus terugkomt.
Tweede Opiumoorlog
Religie is opium van het volk. Met deze gedachte zijn miljoenen Chinezen opgegroeid. Tot medio jaren 80, toen sommige intellectuelen in China die oude gedachte begonnen aan te vechten en religie juist als een blijvende en waardevolle bijdrage aan de samenleving gingen zien. De debatten die hun visie uitlokten, stonden bekend als ”de tweede opiumoorlog” (de eerste was een echte oorlog, in de 19e eeuw).
Deze zogenaamde cultuurchristenen zagen in het protestantisme een model voor een nieuwe publieke moraal die kon worden ingezet om de enorme corruptie in het land te bestrijden.
Cultuurchristenen, zo stelt Daniel Bays in zijn boek ”A new History of Christianity in China”, zijn doorgaans niet zelf gelovig. Verder hebben ze nauwelijks contact met de kerken, volgens Bays omdat het intellectueel niveau van de voorgangers en leden doorgaans laag is.
Op universiteiten, en niet op de seminaries, wordt gediscussieerd over de rol van de Chinees-christelijke theologie.
Boekgegevens
”Gods reddende kracht. De geschiedenis van het christendom in China”, Bob Davey; uitg. Groen, Heerenveen, 2012; ISBN 978 90 8897 043 6; 400 blz.; € 22,50; ”A New History of Christianity in China”, Daniel H. Bays; uitg. Wiley-Blackwell, Hoboken, 2011; ISBN 978 1 4051 5955 5; 2012; 241 blz.; $ 32,99.”God is Red. The secret Story of how Christianity survived and flourished in communist China”, Liao Yiwu en Wenguang Huang; uitg. HarperCollins, New York, 2011; ISBN 978 0 06 207846 9; 231 blz.; € 28,99;
”China’s Christian Martyrs”, Paul Hattaway; uitg. MonarchBooks, Toronto, 2007; ISBN 978 0 82 546127 9; 496 blz.; € 16,99;