Hulpverlener drama Zeist: Als het om kinderen gaat, raakt dat me steeds weer diep
Als calamiteitenfunctionaris bij de GGD Midden-Nederland is Elzeline Strijker, moeder van drie kinderen in de leeftijd van 6 tot 13 jaar, nauw betrokken bij de nazorg op de Kerckeboschschool in Zeist van de omgekomen broertjes Julian (7) en Ruben (9). „Als het om kinderen gaat, raakt dat me steeds weer diep.”
Toen
De afgelopen weken was de vermissingszaak van Ruben en Julian constant in het nieuws. Voor het eerst maakte ik mee dat sociale media bij dit drama zo’n grote rol speelden. Burgers kwamen massaal in de benen om te helpen bij de zoektocht. Ook bij mezelf merkte ik hoezeer ik met de vermissing bezig was. Als ik met mijn drie kinderen in het bos bij Amersfoort –niet ver van Doorn– liep, keek ik voortdurend om me heen. Ik liep er anders dan anders.
Toen de jongens nog vermist werden, heb ik met de jeugdarts van de Kerckeboschschool allerlei scenario’s doorgelopen wat er met hen gebeurd zou kunnen zijn en wat onze reactie daarop zou moeten zijn. Hoe langer hun vermissing duurde, hoe groter de kans dat ze niet meer zouden leven.
Ik kan dit werk niet op de automatische piloot doen. Als het om kinderen gaat, raakt dat me steeds weer diep. Op de foto die van de jongens verspreid is, zijn twee levendige jongens te zien. Plotseling is hun leven afgesneden. Nooit meer kunnen ze spelen met hun vriendjes of bijvoorbeeld samen hutten bouwen. Twee jochies die nog een hele toekomst voor zich hadden. Het valt me zwaar om me dat te realiseren.
Gelukkig bezorgt de kwestie me geen slapeloze nachten, omdat we er als hulpverleners onder elkaar veel over praten en het uiteindelijk ook niet om mijn eigen kinderen gaat. Het is nauwelijks te beseffen hoe diep het dal is waar de moeder van Ruben en Julian doorheen moet.
De wekenlange onzekerheid over het lot van de broertjes heeft op zowel de familie van Ruben en Julian als op school ongetwijfeld grote invloed gehad. Bij een vermissing is er een lege plek, maar niemand is in staat het verhaal van die lege plaats op te vullen. Afscheid nemen van een vermist kind is onmogelijk, omdat je niet weet of het nog leeft. Het is een heel andere situatie dan wanneer een kind omkomt door bijvoorbeeld een ongeval. Het is daarom goed dat de broertjes zondag zijn gevonden, al verdween daarmee het laatste sprankje hoop.
Nu
Nu Ruben en Julian zijn gevonden, is mijn rol op de school van de broertjes vooral die van adviseur achter de schermen. De school voert zelf de regie en heeft zijn eigen jeugdarts, die mij kan bellen als hij behoefte heeft aan steun. Het acute is van deze zaak af. Nu rest de nazorg.
Kinderen op de Kerckeboschschool kunnen last hebben van concentratieproblemen, snel geïrriteerd zijn, plotselinge woedeaanvallen hebben of slecht slapen. Het zijn signalen die meestal na verloop van tijd vanzelf weer uitdoven. Het is zaak dat ouders en hulpverleners op tijd aan de bel trekken als kinderen toch problematisch gedrag blijven vertonen.
De afgelopen week heb ik een bezoek gebracht aan de school van de broertjes. De sfeer op school is rustig, waardig en ook verdrietig. Kinderen voelen zich in de klas veilig genoeg om over het gebeuren te praten. Toen hun klasgenootjes nog werden vermist, stelden de leerlingen allerlei vragen, zoals: Weten ze de weg naar huis wel? Waar moeten ze slapen? Wie zorgt dat ze weer op tijd op school zijn? Was hun papa hen vergeten?
De enorme media-aandacht voor de vermissingszaak geeft me een dubbel gevoel. Aan de ene kant hebben de betrokkenen zelf de openbaarheid opgezocht via sociale media. Aan de andere kant duiken steeds berichten op waarin de media nogal voorbarig zijn in het aanwijzen van schuldigen in deze kwestie. Dat speculeren stuit me tegen de borst. Laat de opsporingsdiensten en de inspecties eerst hun werk doen. Nu elkaar de zwartepiet al gaan toespelen, is zinloos. Beter is het om eerst de feiten af te wachten.
Straks
Het komt er nu op aan dat de school en ouders de kinderen erop voorbereiden dat ze zonder Ruben en Julian verder moeten. Het lastige is dat heel jonge kinderen nog niet begrijpen dat iemand nooit meer terugkomt als hij is gestorven. Door het zo concreet mogelijk te maken –geen verjaardag meer, geen schoolreisje meer voor Julian en Ruben– kunnen kinderen invulling geven aan het begrip dood.
Tegelijk blijken jonge kinderen veerkrachtig te zijn. Een kind beweegt veel sneller tussen verlies en herstel. Na verdriet wil het graag snel weer het dagelijkse ritme oppakken: rekenen, taal, tikkertje doen. Het is het meest gebaat bij een heldere dagelijkse structuur. Ouders of leerkrachten moeten daarom ook niet opeens anders gaan reageren op bepaald gedrag. Ook al is een kind erg verdrietig, dan nog mag het een klasgenootje niet slaan. Als daar behoefte aan is bij kinderen kan het zijn dat vragen nog een tijdje in de klas worden besproken. Maar er komt een moment dat het meer zal gaan om individuele gesprekken met een kind, omdat de klas als geheel daar geen behoefte meer aan heeft of het zelfs vervelend begint te vinden.
Een drama als dit kan een hele natie bezighouden. Soms heeft het bijna religieuze trekjes. Mensen zijn geschapen om in relatie tot elkaar te staan. De rol van religie raakt steeds meer uitgespeeld. Daarom zoekt de behoefte aan iets gemeenschappelijks een andere weg.
Als lid van een protestantse gemeente in Amersfoort vind ik het steeds weer treffend dat er op christelijke scholen, ook op de Kerckeboschschool, te midden van alle ellende en verdriet ruimte is voor hoop. Dat kinderen, ouders en omstanders weten en beseffen dat God erbij is, ondanks al onze vragen. Recent overleed een jongen in Utrecht nadat hij op straat een hartaanval kreeg. Zijn klasgenootjes hadden een lied gemaakt over hoop en verwachting. Dat verdriet en hoop hand in hand kunnen gaan, vind ik ontroerend.