Analyse: nieuw Liedboek klassiek en postmodern
Het zaterdag gepresenteerde nieuwe Liedboek is lastig te typeren. De diversiteit aan teksten en muziekstijlen is niet in één woord te vangen. De bundel is klassiek én postmodern tegelijk.
Wat je ook van het oude Liedboek voor de kerken (1973) vindt, het is in ieder geval een bundel in één stijl. Qua teksten vaak als hoogliturgisch en elitair getypeerd, qua theologie oecumenisch en middenorthodox. Kerkmuzikaal heeft het een stijl waarin klassieke (strofe)vormen en kwaliteitsnormen hoog in het vaandel stonden. Hét begeleidingsinstrument bij de gezangen uit de bundel-1973 is het orgel, naar ‘gitaarliederen’ zoek je tevergeefs.
In het nieuwe ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk” is wel de kwaliteitsnorm gehanteerd, maar is het concept van de ene stijl duidelijk losgelaten. Muzikaal, literair en theologisch is het een amalgaam van (theologische) stromingen, genres, muziekstijlen en vormen. De bundel wordt dan ook nadrukkelijk gepresenteerd als een liedboek voor ”huis en kerk” (let op de volgorde), terwijl de bundel-1973 ”psalmen en gezangen voor de Eredienst in kerk en huis” bood.
Men had ervoor kunnen kiezen de verschillende genres in aparte katernen onder te brengen –een afdeling psalmen, klassieke kerkliederen, licht repertoire, kinderliederen– maar dat is niet gebeurd. Alles staat door elkaar. Zo worden de Geneefse psalmen in de nieuwe berijming –mooi dat die integraal zijn opgenomen!– doorkruist met psalmliederen van allerlei herkomst: een jazzy ”Verhoor mij als ik roep tot U” bij Psalm 4, het opwekkingslied ”Create in me a clean heart” bij Psalm 51, ”Wat hou ik van uw huis” (Psalmen voor Nu) bij Psalm 84, een abdij-antifoon bij Psalm 139, het klassieke ”Alles wat adem heeft love de Here” bij Psalm 146, een vertaling van het Engelse ”O Praise ye the Lord” bij Psalm 150. Psalm 23 spant de kroon met acht varianten. De 450 jaar oude schat van het Geneefse Psalter wordt zo wel wat weggestopt, ook al doordat de nummering na Psalm 150 gewoon doorloopt (iets waar men bij het vorige Liedboek na kritiek van terugkwam).
Chronologie
De liederen vanaf nummer 151 zijn onderverdeeld in rubrieken: cantica (zeg maar de Schriftberijmingen), Bijbelse vertelliederen (naar aanleiding van Bijbelgedeelten), getijden van de dag (morgen tot avond), de eerste dag (bij elk onderdeel van de eredienst), getijden van het jaar (bij het kerkelijk jaar), leven (levenstijd, trouw, levensreis, bidden, geloven, levensgrens) en samen leven (kerk, schepping, gerechtigheid, vrede).
Binnen elke categorie is grofweg de chronologie leidraad. Zo verloopt de afdeling Trinitatis van een antifoon voor die zondag, via bekende kerkliederen uit de Duitse en de Engelse traditie naar het hedendaagse lied: ”Dans mee met Vader, Zoon en Geest” en ”Dragende, moederlijke God”. Storend is dat bij de auteurs van tekst en melodie geen jaartallen worden gegeven. Je moet dus maar raden wanneer de dichteres van het laatstgenoemde lied –Jean Janzen– en de vertaalster –Liesbeth Goedbloed– geboren zijn.
Er wordt in de hele bundel sowieso geen informatie over dichters en componisten gegeven. Achterin staan mooie registers op beginregels, Bijbelplaatsen en liturgisch gebruik. Maar wie wil weten hoeveel gezangen er van Paul Gerhardt zijn opgenomen en waar de liederen van Luther zich bevinden, grijpt mis. Er is sprake van dat dergelijke achtergrondinformatie op internet beschikbaar komt, maar zoiets hoort gewoon in de bundel zelf.
Lakota-indianen
Acht kerken waren uiteindelijk de opdrachtgevers voor dit Liedboek: bijna de volle breedte van christelijk Nederland. Die breedte moest ook in de bundel tot uitdrukking komen. Vandaar dat naast bekende en nieuwe (vaak klassieke) gezangen uit twintig eeuwen kerkgeschiedenis ook nieuwe (vaak postmoderne) liederen uit relatief jonge bewegingen zijn geselecteerd: de Basisbeweging (liederen van onder anderen Herman Verbeek en vooral Huub Oosterhuis), de feministische beweging (uit de bundel ”Eva’s lied”), de evangelische beweging (de ”Evangelische Liedbundel” en ”Opwekking”), de groep rond Psalmen voor Nu (daarvan zijn er zeven opgenomen), de Franse gemeenschap van Taizé, de Schotse Iona Community en de wereldkerk (niet-westerse liederen uit bijvoorbeeld Afrika en Latijns-Amerika). Voeg daarbij de liederen uit rooms-katholieke hoek en de categorie kinderliederen, en het plurale plaatje is compleet.
Zoals gezegd, de 1419 liederen (aangevuld met gebedsteksten) staan allemaal door elkaar. Je kunt dus (categorie Pinksteren) naast elkaar een middeleeuws gebed van Bernard van Clairvaux, een tekst van Oosterhuis („Hierheen, Adem, steek mij aan,/ stuur mij uit jouw verste verte/ golven licht”), oerreformatorische liederen van Luther, een 18e-eeuws luthers lied op een melodie van Bach, kerkliederen van Muus Jacobse en een oud lied van de Lakota-indianen (refrein: „Met wind in de haren/ en zon in de rug ligt/ het land voor ons open”) aantreffen.
Het is de vraag of dat elkaar allemaal niet bijt. Tot welke stroming een gebruiker zich ook rekent, niemand wil en kan alle liederen tegelijk voor z’n rekening nemen. Een remonstrant zal moeite hebben met Revius’ ”Zolang als ik op aarde leven zal” (lied 866); iemand die gereformeerd denkt, zal een lied waarin de Heilige Geest wordt neergezet als een vrouwelijke vogel, broedend op het water (lied 701), niet voor z’n rekening kunnen nemen.
Principiële vraag
Kerkverbanden en modaliteitsorganisaties die zich gebonden weten aan het gereformeerd belijden en tegelijk het vrije lied in de eredienst een plek willen geven, staan voor een spannende en principiële vraag. Omarmen ze het hele nieuwe Liedboek (binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt gaan stemmen op om dat te doen), waarbij predikanten en gemeenteleden –het boek is ook bedoeld voor huiselijk gebruik!– zelf moeten uitmaken wat wel en niet Bijbels verantwoord is? Of gaan ze een selectie van verantwoorde kerkliederen –en die zijn er in de nieuwe bundel genoeg– vrijgeven (een model dat de vrijgemaakten, de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Christelijke Gereformeerde Kerken ten aanzien van het oude Liedboek hanteerden)?
De tijd zal het leren.
Testcase: advent en Kerst
Wie gezangen voor advent en Kerst zoekt, kan goed terecht in het nieuwe Liedboek. Niet minder dan 82 nummers (432-513) sluiten aan bij deze periode van het kerkelijk jaar.
Wie bekend is met het oude Liedboek, komt veel liederen weer tegen: vertalingen van Luthers ”Nun komm” (aangevuld met een mooie Duitse canon), ”Vom Himmel hoch” en ”Gelobet seist du, Jesu Christ”; Ad den Bestens ”God lof! Nu is gekomen”; het vertrouwde ”Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen” en ”Nu daagt het in het oosten”; het lied bij Jesaja 9 van Jan Willem Schulte Nordholt (”Het volk dat wandelt”, met een vierstemmige zetting); ”Er is een roos ontloken” (waaraan twee prachtige canons zijn toegevoegd); ”Looft God, gij christenen, maakt hem groot” en ”Stille nacht” (waarover in het vorige Liedboek het nodige te doen was); ”Hoor, de engelen zingen de eer” en ”Eer zij God in onze dagen”.
Sommige liederen lijken hetzelfde, maar hebben een verandering ondergaan. ”Verwacht de komst des Heeren” kreeg er een strofe bij, net als ”Nu zijt wellekome”, ”Komt allen tezamen” en ”Komt, verwondert u hier, mensen”. Paul Gerhardts ”Hoe zal ik U ontvangen” is –waarom?– in een nieuwe vertaling van Sytze de Vries opgenomen, terwijl zijn ”Ik kniel aan uwe kribbe neer” is veranderd in ”Ik mag hier aan uw kribbe staan” (vreemd, want strofe 2 en 3 zijn wel hetzelfde gebleven). Huub Oosterhuis’ ”Kwam van Godswege” is uitgebreid en aangepast: nu wordt ook de Messias, net als Johannes de Doper, met ”jij” aangesproken. Willem Barnards eerste versie van ”O kom, o kom, Immanuël” is vervangen door zijn latere gedicht ”O wijsheid, daal als vruchtbare taal”. Beets’ lied ”Daar is uit ’s werelds duist’re wolken” moest wijken voor een nieuwe versie van André Troost. Bij Vondels ”O Kerstnacht, schoner dan de dagen” is de 17e-eeuwse melodie ingrijpend gewijzigd.
De gezangen die nieuw zijn, komen van alle kanten: een kerstlied uit Baskenland; het weinig Bijbelse ”Midden in de winternacht” en ”Zeg eens herder, waar kom jij vandaan”; nieuwe introïtusantifonen voor de adventszondagen en de kerstdagen (op muziek van Jaco van Leeuwen en Leonard Sanderman); een bekend kinderlied van Hanna Lam bij Jesaja 9; het vage ”Als tussen licht en donker” van Tom Naastepad; een Bijbels lied bij Jesaja 42 van Jaap Zijlstra; de ritmische negrospiritual ”Go, tell it on the mountain”; een dubieus kerstliedje van René van Loenen („Kindje van vrede, dat op ons wacht,/ jij bent gekomen als dauw in de nacht (…)”); het voorreformatorische ”In dulci jubilo”; een groot aantal liederen van Huub Oosterhuis en Sytze de Vries; een paar van André Troost, Ria Borkent en anderen.
Ook de liederen rond de jaarwisseling zijn nu onder ”Kersttijd” opgenomen. John Newtons ”How sweet the Name of Jesus sounds” is hier ondergebracht, evenals Jan Wits ”God heeft het eerste woord”. Het oude lutherse gebed ”Das alte Jahr vergangen ist” heeft het helaas niet gehaald, Bonhoeffers indringende ”Von guten Mächten” wel. Naar Isaac Watts’ ”O God, die droeg ons voorgeslacht” is het even zoeken; dat is bij Psalm 90 terechtgekomen. Hét oudejaarslied ”Uren, dagen, maanden, jaren” kwam er –opnieuw– niet door.