Gevoelige slag voor Rode Brigades
De moord op twee hoge regeringsfunctionarissen in Italië lijkt te zijn opgelost met de arrestatie van een aantal leden van de Rode Brigades. Computerbestanden en telefoonkaarten voor openbare telefooncellen deden hen de das om.
De Italiaanse politie denkt met de arrestatie van zeven mensen in Rome en Florence eind vorige week de Rode Brigades een gevoelige slag te hebben toegebracht. Meer dan honderd huiszoekingen werden verricht. Dinsdag concludeerde de politie dat ze waarschijnlijk de daders heeft van de moord op twee hoge regeringsfunctionarissen. In mei 1999 werd Massimo D’Antona vlak bij zijn huis in Rome doodgeschoten. Drie jaar later werd Marco Biagi voor zijn huisdeur in Bologna vermoord. Beide mannen waren deskundigen van de minister van Werkgelegenheid die advies gaven over liberalisering van de arbeidsmarkt. In extreem linkse kring wordt dat als verwerpelijk beschouwd.
De golf van arrestaties was het gevolg van een diepgaand onderzoek naar aanleiding van een schietpartij op 2 maart van dit jaar in een sneltrein tussen Rome en Florence. Hierbij kwamen een politieagent en een lid van de Rode Brigades om. Die laatste werd geïdentificeerd als Mario Galesi. De politie sprak dinsdag het vermoeden uit dat het waarschijnlijk Galesi is geweest die D’Antona heeft vermoord.
De Rode Brigades is een beruchte terreurorganisatie die in de jaren ’70 en ’80 Italië opschrikte met politieke moorden, waaronder die op de politicus Aldo Moro. Eind jaren ’80 rolden de autoriteiten de organisatie op. Sindsdien werd niets meer van haar vernomen. De verdachten die nu zijn opgepakt zouden behoren tot een tweede generatie die waarschijnlijk geen contact had met de oude Rode Brigades, maar wel hun naam en hun politieke doel hebben overgenomen. Met de moord op D’Antona vier jaar geleden lieten zij voor het eerst van zich horen. De brigades overvielen ook twee banken om aan geld te komen voor hun activiteiten.
Aan de arrestatiegolf van vorige week ging indrukwekkend politiewerk vooraf. Uitgangspunt waren de elektronische bestanden die gevonden werden in de computer van een vrouwelijk lid van de Rode Brigades die na de schietpartij in de trein werd gearresteerd. Zij was de reisgenoot van Galesi.
Ook haar mobiele telefoon bood compromitterende gegevens, zoals telefoonnummers van andere leden van de organisatie. Bovendien maakte de politie gebruik van informatie die ze verkreeg na analyse van telefonisch verkeer uit het verleden tussen de terroristen. De Rode Brigades dachten dat ze door gebruik te maken van openbare telefooncellen geen sporen zouden achterlaten. Maar aan de hand van serienummers van telefoonkaarten kwamen de autoriteiten hen alsnog op het spoor. Het blijkt bijvoorbeeld dat bij de moord op D’Antona lange tijd gebruik is gemaakt van een telefooncel die vlak bij de woning van D’Antona staat.
Hoewel de zeven brigadeleden in alle toonaarden zwijgen, is de betrokkenheid van ten minste een van hen bewezen. Het DNA-profiel van een van de gearresteerde vrouwen komt overeen met dat van een haar die de politie heeft gevonden in de bestelbus die de Rode Brigades gebruikten bij de aanslag op D’Antona. De vrouw werkte in een hotel toen ze werd opgepakt.
Ook de andere verdachten hadden gewone banen en waren voor hun omgeving onopvallend. Er is een moeder bij die vier maanden zwanger is. Een van de mannen is een informaticus die werkte bij een in radars gespecialiseerde onderneming. Uit hoofde van zijn beroep had hij sinds vijf jaar (na gescreend te zijn geweest door de geheime dienst) toegang tot geheime informatie. De geheime dienst omschreef hem in zijn rapport als een „betrouwbare persoon.”