Christenvervolging

Syrische christenen moet kiezen tussen vluchten of gedood worden

AMMAN. Christenen in Noord-Syrië moeten kiezen: ofwel vertrekken, met achterlating van hun eigendommen; of gedood worden. Relaas van een gesprek met Syrische vluchtelingen die in de Jordaanse hoofdstad Amman zijn terechtgekomen.

Martin Janssen
24 May 2013 11:07Gewijzigd op 15 November 2020 03:44
Syrische christenen organiseerden eerder deze week in de Jordaanse hoofdstad Amman een fakkeloptocht, uit protest tegen de christenvervolging in Syrië. Ze riepen op tot de vrijlating van twee gekidnapte bisschoppen, van wie al wekenlang niets is vernomen.
Syrische christenen organiseerden eerder deze week in de Jordaanse hoofdstad Amman een fakkeloptocht, uit protest tegen de christenvervolging in Syrië. Ze riepen op tot de vrijlating van twee gekidnapte bisschoppen, van wie al wekenlang niets is vernomen.

In Amman vond dinsdag, bij het vallen van de avond, een gebedstocht plaats. Syrische christenen vroegen daarmee aandacht voor het lot van de twee Syrische bisschoppen die een maand geleden werden ontvoerd.

Met enkele leden van de kerkgemeenschap die ik altijd bezoek, had ik afgesproken aan de tocht deel te nemen. Tijdens de heenreis kwam ik in contact met een Syrische priester uit Aleppo, die mij na afloop van de tocht introduceerde bij een groep gevluchte Syrische christenen. De rest van de avond bracht ik door met deze groep, luisterend naar de verhalen en getuigenissen van de Syriërs.

Syrische vluchtelingen –niet alleen christenen– voelen zich in buurlanden als Libanon en Jordanië niet op hun gemak. Ze hebben sterk het idee dat ze niet welkom zijn en dat de openlijke vijandigheid van de bevolking jegens hen groeit. In Jordanië bijvoorbeeld roept een aantal parlementariërs de regering al maandenlang op om alle Syrische vluchtelingen het land uit te zetten, omdat ze een veiligheidsrisico zouden vormen. Het probleem is dat deze beschuldiging een kern van waarheid bevat.

De gespreksgroep deze avond bestaat uit twaalf personen, onder wie ook enkele Jordaanse christenen. Zij vertellen dat de Jordaanse veiligheidsdiensten enkele weken geleden een moordaanslag op de Jordaanse vorst Abdullah hebben verijdeld. De aanslag was gepland en beraamd door een slapende cel van de Syrische, aan al-Qaida gelieerde beweging Jabhat al-Nusra. Juist voor dit soort radicaalislamitische bewegingen zijn de Syrische christenen naar Jordanië gevlucht.

De Syrische gesprekspartners zijn vrijwel allemaal afkomstig uit het noorden van Syrië: uit Idlib, Aleppo en dorpen op het platteland tussen deze beide steden. Hun getuigenis is eensluidend. Veel van deze dorpen telden tot twee jaar geleden een grote groep christenen. Nu woont er geen enkele christen meer. Jamil, een wat oudere man, vertelt het verhaal. Andere aanwezigen knikken heftig; ze hebben hetzelfde meegemaakt.

Jamil woonde in een dorpje in de buurt van Idlib, waar dertig christelijke families altijd vreedzaam samenleefden met zo’n 200 soennitische families. Dat veranderde dramatisch in de zomer van 2012. Op een vrijdag verschenen er trucks in het dorp met zwaarbewapende en bebaarde vreemdelingen. Geen van de dorpelingen kende hen. Ze reden door het dorp en riepen door een luidspreker dat het dorp onderdeel was geworden van een islamitisch emiraat en dat moslimvrouwen zich voortaan dienden te kleden overeenkomstig de bepalingen van de islamitische sharia.

Christenen konden kiezen. Ze konden zich bekeren tot de islam en hun „afgoderij” afzweren. Als ze dit weigerden, mochten ze alleen blijven op voorwaarde dat ze de ”jizya” betaalden: een speciale belasting die niet-moslims volgens de islamitische wet moeten betalen ter „bescherming.”

Christenen die ook dit weigerden, hadden nog twee keuzes: óf vertrekken, met achterlating van al hun eigendommen; of gedood worden. Het Arabische woord dat voor dit laatste gebruikt werd, verwijst naar het ritueel slachten van offerdieren.

Als Jamil zijn verhaal beëindigd heeft, valt er een sombere stilte. Ik vraag hem hoe het met de dertig christelijke families in zijn dorp is afgelopen. Hij antwoordt dat een aantal families –ook zijn eigen familie– er in eerste instantie voor koos de ”jizya” te betalen.

Toen de leider van de gewapende militie echter merkte dat zij hier blijkbaar toe in staat waren, werd het bedrag in de daaropvolgende maanden steeds verhoogd, om het de christenen moelijker te maken. Vrijwel alle christelijke families ontvluchtten uiteindelijk het dorp. Hun landbouwgronden en boerderij zijn ze kwijt.

Een paar christelijke families in Jamils dorp die niet in staat waren de ”jizya” te betalen en ook niet konden vluchten, hadden zich tot de islam bekeerd. Volgens Jamil zijn er in zijn dorp geen christenen gedood. Maar hij heeft verhalen gehoord uit een aangrenzend dorp waar slechts drie christelijke families woonden die allen ’s nachts zouden zijn vermoord.

Een rode draad deze avond door alle verhalen uit noordelijk Syrië is de klacht dat gewapende milities roven en plunderen. Van tarwe, brood en dieselolie in de dorpen, tot de complete inventaris van scholen, bedrijven en fabrieken in Aleppo. Fabriekseigenaren die protesteerden werden zonder pardon geëxecuteerd.

Miryam, een Armeense vrouw van middelbare leeftijd uit Aleppo, maakt op mij de meeste indruk. Ze vertelt dat ze van kennissen die naar Turkije zijn gevlucht heeft gehoord dat leden van deze gewapende milities de ‘oorlogsbuit’ tegen dumpprijzen in Turkije verkopen.

Miryam kijkt me nadenkend aan en zegt dan iets wat me de daaropvolgende dagen voortdurend zal bijblijven. Ze heeft het afgelopen jaar geleerd dat de mens een enorm vermogen heeft om zich aan de moeilijkste omstandigheden aan te passen. Ze heeft in Aleppo leren leven met gebrek aan water en voedsel en met een soms dagenlang ontbreken van elektriciteit. Ze heeft zelfs leren leven met de geluiden van explosieven en geweerssalvo’s die haar ’s nachts uit haar slaap rukten.

Waar een mens echter niet mee kan leven, zegt ze, is de constante panische angst die je volkomen verlamt. De dagelijkse angst dat de bus die je kinderen naar school vervoert doelwit zal worden van een zelfmoordaanslag. De beklemmende vrees als je op zondag de kerk bezoekt, terwijl je weet dat er in je wijk groeperingen actief zijn die het doden van het liefst zo veel mogelijk christenen als een religieuze plicht zien.

En uiteindelijk de situatie dat je niet meer naar bed durft, omdat je berichten hebt ontvangen over kennissen en familieleden die in hun slaap zijn verrast door een raket die uit het niets op hun woning neerstortte. Iets wat je ook kan overkomen als je urenlang in een lange rij staat voor een van de weinige bakkerijen die nog brood leveren.

Miryam vertelt dat ze zich nooit had kunnen voorstellen dat zelfs de meest eenvoudige dagelijkse dingen plotseling levensgevaarlijk kunnen worden.

Aan het eind van de avond worstel ik met een vraag die ik eigenlijk niet goed durf te stellen, maar waartoe ik uiteindelijk toch de moed vind: Hoe nu verder? Hoe zien deze vluchtelingen hun eigen toekomst en die van het christendom in Syrië?

Later realiseer ik me dat deze vraag feitelijk door niemand is beantwoord. Miryam vertelde dat ze erover dacht om met haar familie naar Armenië te emigreren. Jamil sprak over familieleden die in Zweden leefden.

Even na middernacht rijd ik met de leden van mijn kerkgemeenschap terug naar huis. Iedereen zwijgt, in gepeins verzonken. Ik zal voor de kerk worden afgezet. Het gebouw, dat op een heuvel ligt, was vroeger bijna sprookjesachtig mooi verlicht. Het is me de laatste tijd echter opgevallen dat dit niet langer het geval is. Als ik bij het uitstappen vraag naar de reden daarvan, zegt iemand dat er mensen zijn die er aanstoot aan hebben genomen.

Ik zie dat drie jongemannen 
quasinonchalant de wacht houden bij de kerk. Of dat nodig is? vraag ik. „Ja”, is het korte antwoord van de mannen.


Bisschoppen spoorloos

De twee bisschoppen die een maand geleden in Syrië werden ontvoerd, zijn spoorloos. Dat zegt de Syrisch-orthodoxe aartsbisschop Jean Kawak uit Damascus vandaag in het Nederlands Dagblad. Kawak stelt met alle mogelijk instanties contact te hebben gehad, maar niemand heeft iets van de mannen vernomen sinds maandag 22 april, de dag van de ontvoering.

De Syrisch-orthodoxe aartsbisschop Mor Ibrahim en de Grieks-orthodoxe aartsbisschop Boulos Yazigi werden op die dag 8 kilometer ten westen van Aleppo overvallen. Ze kwamen net terug uit het Turks-Syrische grensgebied, waar ze hadden bemiddeld in de vrijlating van twee ontvoerde paters. De chauffeur van de auto werd doodgeschoten, de bisschoppen meegenomen.

Niemand heeft de verantwoordelijkheid voor de ontvoering opgeëist. Kawak zegt wel „beloften” te krijgen dat de bisschoppen in veiligheid zijn en zich niet ver van Aleppo bevinden. „Maar het zijn slechts woorden, geen bewijzen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer