Klooster
Mijn echtgenote en ik passeerden dezer dagen de benedictijnenabdij van Clervaux in Luxemburg. We komen daar wel vaker langs, maar dit keer keken we achter de kloostermuren. (Tussen haakjes: ieder begrijpt nu vermoedelijk dat ik dit cursiefje onderweg schrijf. Ik noem dat natuurlijk niet om te imponeren met mijn bereisdheid, maar om te benadrukken dat columnisten steeds in touw zijn om des lezers leeshonger te dienen.)
Ter zake. Kloostergemeenschappen hebben wel wat. In ieder geval overheerlijke kazen en smakelijke bieren.
In Nederland hadden wij het vermoedelijk nog altijd zonder waterkeringen moeten stellen als in de middeleeuwen de monniken niet begonnen waren het land te bedijken. En wat denkt u van de ziekenzorg en het onderwijs? Niettemin werd mijn kloostertwijfel na Luther nieuw leven ingeblazen door de achttiende-eeuwse Franse auteur Denis Diderot. In ”La Religieuse” –waar ik mij met de grootste moeite doorheen worstelde, dat vanwege de taal– vertelt hij gepassioneerd over een non die geen non wil zijn, maar het wordt omdat haar ouders dat voor haar besloten. Uittreden en ontsnappen zijn onmogelijk. Het leven achter de hoge muren is zwaar en hard en wordt ervaren als kwelling en vrijheidsberoving. De dood lijkt soms verkieslijker dan het leven.
Diderot legt een van zijn personages indringende vragen in de mond. Zoals: Heeft Christus de kloosterorden ingesteld? Kan de kerk niet zonder? Gaf God de mens niet een plaats in de samenleving? En heffen al die dwang, regels en ceremoniën normale lichamelijke verlangens op? Of versterken ze die juist, net zolang totdat het hoofd vol is van onreine gedachten en voorstellingen?
Tegen het eind van de roman verschijnt een al even ongelukkige biechtvader, eveneens zonder oprechte toewijding aan het kloosterideaal. Schokkend is zijn vraag naar het verschil met de wereldse mensen en hun genoegens. En dan komt het: „Wij onthouden ons en zij genieten en straks zijn we samen in de verdoemenis.” Laat ik nu een bijna identieke opmerking jaren geleden opgetekend hebben uit de mond van iemand die behoorde tot het meest degelijke kerkverband in Nederland.
Diderot is geen Luther, maar zijn constatering dat deugdengodsdienst leidt tot moedeloosheid, hardheid, wreedheid en zelfs zedeloosheid val ik helemaal bij. Berg u maar als de wet en niet de genade heerst en Christus verdiend moet worden. Als op een dag de natuur het wint van de dwang die men zichzelf oplegde en de boeien breken. Diderot heeft niet alleen een boodschap voor rooms-katholieken.