„Zo, nu ben ik vrij om mijn eigen leven te leiden”
„Zo, ik heb de deur thuis achter me dichtgetrokken, de school in Amersfoort is eindelijk voorbij, en nu ben ik vrij om m’n eigen leven te gaan leiden.” W. A. de Jong, zaterdag in Barneveld: „Deze student vertolkt het gevoelen van vele studenten die opgevoed en opgegroeid zijn in gezinnen binnen de zogenaamde reformatorische gezindte.”
De Jong sprak op een bijeenkomst voor studerenden, uitgaande van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland, over de betekenis van waarden en normen in de studententijd. Als lid van het deputaatschap Hoge Overheid van de OGG is hij nauw betrokken bij de activiteiten van het Platform Waarden en Normen, waarin een vijftigtal christelijke maatschappelijke organisaties participeert.
Waarden zijn zaken die van waarde en betekenis zijn, zei de inleider. De werkelijke hoge waarde voor het welzijn van land en volk is het Woord van de levende God, Wet en Evangelie. De Tien Geboden vormen de meest heilzame norm voor onze samenleving. Bij het kiezen tussen twee waarden geeft deze norm aan welke waarde de voorkeur heeft. Normen en waarden horen dus bij elkaar.
De Jong, ouderling in de oud gereformeerde gemeente in Nederland te Utrecht, gaf in een overzicht aan hoe in de geschiedenis het „leren, onderwijs geven, studeren” zich heeft ontwikkeld. Na de schoolstrijd, waarbij openbaar en bijzonder onderwijs gelijk bekostigd werden, ging de overheid via wetgeving sturend ingrijpen. In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond de reformatorische zuil met haar basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Anno 2003 staat de student midden in een samenleving die dreigt uit te monden in „een rechteloze, decadente, godloze, normloze, waardenloze anarchie, waarbij het recht van de sterkste zegeviert.”
De Jong is bezorgd over de studenten uit de reformatorische traditie die hun beginsel niet meer vasthouden zodra zij gaan studeren. „Zelf weet ik me nauw betrokken bij het leven van studenten in de universiteitsstad Utrecht. Ik verhuur ook kamers aan onze studenten, onder duidelijke voorwaarden van waarden en normen. Jaarlijks heeft er vanuit de gezamenlijke christelijke kerken in Utrecht een gesprek plaats met besturen van studentenverenigingen. Ik kan u verzekeren dat het studentzijn mij met zeer grote zorg vervult en bezighoudt.”
Hij citeerde daarop de student die zich na de school in Amersfoort „vrij” voelde om zijn eigen leven te leiden.
De Jong neemt in het algemeen een oppervlakkige levenswijze waar bij de studenten, die veroorzaakt wordt door de snelheid en de drukte van het leven. Daardoor is er geen tijd meer voor het luisteren naar Gods Woord en stem. „Wat kan er een ongeïnteresseerdheid zijn na de godsdienstige vorming door ouders, kerk en school. Het geeft toch te denken tussen het oud papier een Bijbeltje te vinden van een student die hij bij het belijdenis doen twee jaar eerder van zijn ouders had ontvangen!”
Hier komt volgens De Jong nog bij dat de studenten op de universiteiten en hbo’s te maken hebben met docenten die veelal niet achter de grondslag van Gods onfeilbaar Woord staan en met onderwijsmethoden die radicaal hebben gebroken met de waarheid van Gods Woord.
De inleider signaleerde verder het feit dat studenten met een groep medestudenten na afloop van de lessen als tijdverdrijf naar de bioscoop of naar het café gaan. „Het is toch schokkend te moeten horen dat dit al praktijk is bij onze reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs.”