Dat betoogde directeur-bestuurder H. Vuisje van de Stichting Joods Maatschappelijk Werk woensdag in de Volkskrant.

De laatste jaren worden op de Dam niet alleen de gevallen verzetsstrijders, de vermoorde Sinti en Roma, de uitgeroeide Joodse gemeenschap en de gevallenen in Nederlands-Indië herdacht, maar ook soldaten die omkwamen na de jaren 1940-1945.

Uit een rondgang door de Joodse gemeenschap blijkt dat deze diep gekwetst is door deze verbreding, aldus Vuisje. „Er komt een beeld naar voren van een gemeenschap die het gevoel heeft dat antisemitisme in de Nederlandse samenleving toeneemt, zich kwetsbaar voelt en –vooral– het gevoel heeft er alleen voor te staan.”

De verbreding van de Nationale Dodenherdenking draagt daar volgens Vuisje aan bij. De Joodse gemeenschap ziet daarin weerspiegeld dat de Shoah steeds meer een enigszins abstract containerbegrip is geworden, „waarbij men zich niet realiseert dat in ons land het Jodendom daarvan meer te lijden heeft gehad dan in enig ander West-Europees land.”

Het jaarthema van het Comité 4 en 5 mei voor 2013 luidt: ”Vrijheid spreken wij af”. De overheid moet daar concreet invulling aan geven, aldus Vuisje. „Een belangrijke daad in dat kader zou zijn als de overheid de nationale herdenking weer terugbrengt naar haar oorsprong, de herdenking van allen die gevallen zijn in de Tweede Wereldoorlog, onder wie 102.000 Joodse burgers.”