Inzamelingsactie van heiligenbeelden
Een religieus museum in Vaals (Zuid-Limburg) startte onlangs een inzamelingsactie voor uiteenlopende soorten huisdevotie. In winkelcentra konden mensen kruisbeelden, rozenkransen, wijwaterbakjes en Mariabeelden inleveren. „Jezus, Jozef en Maria verdwijnen in een rap tempo uit de woonkamer”, zei de conservator over de actie.
Zoals in protestantse kringen bij een huwelijk een trouwbijbel wordt geschonken, ontvingen pasgetrouwde paren binnen de rooms-katholieke traditie een kruisbeeld. Daarvan wordt nu volop afscheid genomen. Voor de serieuze rooms-katholiek is dat hetzelfde als dat bij protestanten een trouwbijbel bij het oud papier wordt gedaan.
Ik moest hierdoor denken aan ”Bloemen op mijn wegen” van ds. J. J. Poort, een boekje met allerlei kernachtige uitspraken die de predikant in de loop der tijden verzamelde. Hij wijst erop dat in de Ontmoetingskerk van Eindhoven een wandbord hangt met het opschrift: „Wil in uw huis aan Christus’ kruis de plaats der ere geven; en menig kruis wordt uit uw huis door Christus’ kruis verdreven.”
Dat men afstand neemt van een kruisbeeld en andere beelden van heiligen, daar kunnen we niets tegen inbrengen als we zondag 35 van de Heidelberger ernstig nemen. Maar als daar de levende verkondiging niet voor in de plaats komt, dan is het uiterst verontrustend. In de levende verkondiging worden immers Christus en Zijn verlossingswerk helder en duidelijk verkondigd in Zijn dierbaarheid, noodzakelijkheid, gepastheid en gewilligheid. Tenminste… als de prediking voluit Bijbels is. En dat is nog weleens de vraag. Ds. H. Veldkamp zegt dat in bepaalde gevallen de stomme beelden (van Christus, Maria, Jozef, Paulus, Petrus, Johannes) reden hebben om ons verwijtend aan te kijken.
Dat was ook de ervaring van de bekende theoloog Miskotte. Deze deed zijn naam overigens eer aan. De naam Miskotte blijkt namelijk afkomstig te zijn van de woorden mis en kot. Zo moet er ergens bij Ommen en Den Ham een stuk land liggen met de naam Miskotte. Het verhaal gaat dat op dat stuk land in vroeger dagen na de Reformatie een schuur werd ingericht voor de eredienst van de rooms-katholieken, omdat ze in de kerk de mis niet meer mochten opdragen.
Het verhaal gaat dat de overigens voluit protestantse Miskotte eens een rooms-katholieke kerk binnenging omdat in de zogenaamd gereformeerde kerk waar hij kwam om het woord der verzoening te horen de naam van Jezus zelfs niet werd genoemd. Hij werd in het bedehuis waar dagelijks de mis werd opgedragen vertroost door de beelden van Christus. Was er dan geen Jezus uit de Bijbel gepreekt, dan zag hij tenminste nog Diens beeld.
Dat had de vicaris van Leeuwarden die een kleine tien jaar voor de Beeldenstorm (1566) aldaar werkzaam was niet moeten horen. In zijn protest tegen het gebed voor overledenen ontbrak ook het protest tegen ”gesneden beelden” niet. Met zijn naam Hendrik Drolhagen zette hij de uitspraak die hij daarover deed kracht bij. Hij poneerde namelijk de stelling: „Van tselfde houdt maeckt men een beeldt ende een brille vant schijdthuys.”