„Kerk was vroeger meer aanwezig bij inhuldiging dan nu”
In Ecclesia, het orgaan van de Stichting Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge, is aandacht voor de verhouding tussen Nederland en Oranje. A. B. Goedhart schrijft over invloed van de kerk en de christelijke religie bij de inhuldiging van de koning. Hij constateert dat die in het verleden groter was dan nu.
„Het Nationaal Comité Inhuldiging coördineert en stimuleert veel activiteiten, die deze troonswisseling begeleiden. Haar symbool is de oranjestrik. Initiatieven die in het oog springen, krijgen een oranjestrik. Als de activiteit origineel, positief en authentiek is, komt ze in aanmerking voor een dergelijke erkenning. Of er aan kerken al een dergelijke strik gegund is, weten we niet. Wel weten we, dat de Raad van Kerken in ons land geen plannen heeft om rond de troonswisseling bijzondere publieke activiteiten op touw te zetten. De Raad is van mening dat, vanwege de geheel andere situatie waarin de kerken zich bevinden in vergelijking met vroeger, er geen expliciete verantwoordelijkheid is rond de gebeurtenissen op de dertigste april.
Dat is opvallend. In 1980 vroeg de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk aan predikanten en kerkenraden om op passende wijze aandacht te besteden aan de troonswisseling in kerkdiensten. Begrijpelijk, want al eeuwenlang was het vorstenhuis in ons land verbonden met de Nederlandse Hervormde Kerk. De synode sprak toen letterlijk uit: „Een hartelijk meeleven met alle wel en wee van ons vorstenhuis is in onze kerk vanzelfsprekend.” Van enkele kleinere protestantse kerken is bekend, dat zij wel oproepen om in de erediensten voorbede te doen en aandacht te geven aan de troonswisseling.
Heeft de antichristelijke tijdgeest al zoveel macht dat nauwelijks meer beseft wordt, ook in de kerken, dat waar blijft wat de wijze koning Salomo over Gods soevereiniteit en almacht sprak: „Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid.” Dat men zich daarvan in de 19e eeuw wel bewust was, bewijst het instructieve artikel van drs. M. den Admirant in nummer zeven van Ecclesia.
Op dinsdagmorgen 12 mei 1874 besluit ds. J. P. Hasebroek de korte dankdienst ter gelegenheid van het 25-jarige ambtsjubileum van de aanwezige koning Willem III met de woorden: „God behoede de koning!” Dan klinkt plotseling boven de jubeltoon van de gemeente de donderende stem van de koning: „God zegene Nederland.” Als slotlied zingt men Psalm 72:11. In dit gebeuren zien we iets van de relatie tussen God, Kerk, Oranje en Nederland.
Sociologen kunnen van mening verschillend over de vraag wat het wezen van een volk bepaalt. In zijn studie ”De nationale betekenis van de Oranjedynastie” geeft prof. dr. Z.W. Sneller een antwoord op die vraag. Hij zegt: „De Bijbel heeft het altijd geweten. Het gaat hierbij om een gemeenschappelijke weg door de wereld, een gemeenschappelijk doel in de geschiedenis en een gemeenschappelijke taak. Het Huis van Oranje is door goddelijke leiding met Nederland verbonden tot haar onafhankelijkheid, eenheid, stabiliteit, verdraagzaamheid en vrijheid om God te dienen naar Zijn Woord. De constitutionele vorst is de stille kracht in het staatsbestuur.”
In de eed die op de grondwet bij de inhuldiging wordt afgelegd, horen we daar nog een echo van terug.”