Onderwijs & opvoeding

Ds. Marius Storm: zendeling in een gezagloos land

Het groot maken van zijn eigen organisatie heeft ds. Marius Storm nooit beoogd, laat staan het promoten van zichzelf. De directeur van het IKEG wil kerken ondersteunen in de verkondiging van het Evangelie aan kinderen en gemeenteleden leren Gods Woord beter te verstaan. „Er is heel weinig zicht op de kern van de Bijbelse leer.”

Huib de Vries

19 April 2013 18:26Gewijzigd op 15 November 2020 03:10
Ds. Marius Storm, directeur van het IKEG. Foto RD, Henk Visscher
Ds. Marius Storm, directeur van het IKEG. Foto RD, Henk Visscher

Het kantoor van het Internationaal Kinderevangelisatie Genootschap (IKEG) ligt aan een onopvallend straatje in Apeldoorn. Een smalle trap leidt naar het vertrek van directeur Marius Storm. Op het bureau in zijn simpele werkkamer ligt een wereldkaart met daarop een bril.

Waarom liggen die daar?

„De bril vanwege mijn ouderdom. De wereldkaart om me eraan te herinneren dat de Heere Jezus heeft gezegd: „Gaat heen in de gehele wereld.” Het IKEG werkt nu al in 181 landen. Die kaart stimuleert me om te bidden voor het werk, in het bijzonder voor hen die arbeiden in landen waar in het geheim moet worden geëvangeliseerd. Het kijken naar die kaart vertroost me ook. Ik weet dat God ons allemaal ziet, ook mij en mijn gezinnetje in dit kleine land.”

Waardoor kwamen jullie hier terecht?

„In mijn eerste gemeente in Zuid-Afrika kregen Amanda en ik van mijn collega-predikant het verzoek ons vooral op de jeugd te richten. In onze tweede gemeente vroeg de classis van de Nederduits Gereformeerde Kerk ons de opleiding van Child Evangelism Fellowship in Zwitserland te gaan volgen. Na afronding van die training, in 1992, zijn we naar Nederland uitgezonden. We hadden al tien jaar een roeping voor dit land, maar wisten niet dat het voor kinderwerk zou zijn. De Heere heeft ons voorbereid op het werk dat we hier mochten verrichten. Al die jaren heeft Amanda mij in alles geholpen en gesteund. Zonder haar had ik het niet gekund.”

Vanwaar de betrokkenheid op Nederland?

„Sprekers van hier vertelden ons over de geestelijke nood. Dat schokte ons heel erg. Voor mijn gevoel was dit land de hemel op aarde. Nederland heeft een rijk geestelijk verleden en bracht grote theologen als Bavinck voort.”

Hoe verklaart u de kerkelijke neergang?

„Christenen zijn meer hun vertrouwen op de sociale wetenschappen gaan stellen dan op het Woord van God. Dat werkt door in alle kerken. Hoe vaak hoor je niet dat we moeten weten wat de behoefte van mensen is voordat we hun het Evangelie kunnen verkondigen? Daarom worden er zo veel enquêtes gehouden. De werkelijkheid is dat mensen niet meer weten wat hun grootste nood is.

De Heere Jezus zond Zijn discipelen niet uit om te inventariseren wat er onder het volk leefde; ze moesten verkondigen dat het koninkrijk der hemelen nabij was gekomen. Als mensen dat niet wilden horen, moesten ze verder trekken. Natuurlijk mag je aanknopingspunten in een cultuur gebruiken, maar dat mag er nooit toe leiden dat we de boodschap aanpassen. Ook niet in de evangelisatie aan kinderen. Zij hebben net als volwassenen wedergeboorte, geloof en bekering nodig.”

Hebt u altijd wat met kinderen gehad?

„Evangeliseren onder jonge kinderen vind ik nog steeds niet eenvoudig, maar het dwingt je om het Evangelie eenvoudig te vertolken. In Brakpan preekte ik eens in de maand speciaal voor de jeugd. Tot mijn verrassing was de kerk dan veel voller dan in andere diensten. „Nu snappen wij het tenminste ook”, zeiden de volwassenen. Dat heeft me geleerd dat je niet eenvoudig genoeg kunt preken.”

Hoe hebt u de overgang naar Nederland ervaren?

„Ik ben opgegroeid in een gezagscultuur en kwam in een onderhandelingscultuur. Discipline is hier een vreemd woord, respect voor ouderen ontbreekt. Ook christenen vinden dat gezagsdragers hun gezag moeten verdienen en hun doen en laten altijd moeten motiveren. Daar heb ik moeite mee. De Heere doet dat ook niet in de besturing van jouw levensweg.

Onze kinderen zaten met die oerconservatieve vader en moeder te midden van mensen die totaal anders denken. Ook in de reformatorische wereld. Achter alle regels over uiterlijke dingen gaat veel rebellie schuil, omdat de regels niet uit een innerlijke verandering voortkomen. Ook de losse zeden in Nederland schokten ons. In Zuid-Afrika hadden we een televisie, zonder enige bedenking. Er was strenge censuur. Vóór het avondjournaal van acht uur hield een dominee een overdenking en werd een psalm of een gezang gezongen. Wat hier op de televisie wordt getoond, is verschrikkelijk.

Onze kinderen gingen eerst naar een evangelische school, maar het geestelijk niveau viel ons erg tegen. We gingen op zoek naar iets anders en kwamen bij de reformatorische school in Teuge terecht. „Uw kinderen zijn welkom”, zei de directeur, „maar we leren hun hier dat ze zondaren zijn en een Verlosser nodig hebben.”

Halleluja, dacht ik.”

Wat betekent het om als geloofszendeling van het gegevene te moeten leven?

„Ik heb gezegd: „Heere, dat kan ik niet”, maar Hij heeft beloofd in al onze behoeften te voorzien. Dat had Hij al gedaan. Kort voordat we van de classis het verzoek kregen de training in Zwitserland te volgen, vroeg een vermogende advocaat me of ik hem wilde begeleiden tijdens een reis door Israël. De vraag van de classis overrompelde ons. We wisten ook niet hoe het financieel zou moeten, maar de gemeente verleende ons ongevraagd drie maanden betaald studieverlof. Toen ik aan de advocaat vertelde dat ik niet aan zijn verzoek kon voldoen omdat we misschien naar Zwitserland moesten, zei hij: „Dan krijg jij van mij het geld dat ik had gereserveerd voor de Israëlreis.”

In onze rondzendbrieven hebben we nooit om geld gebedeld. Toch heeft het ons in al die twintig jaren aan niets ontbroken, terwijl de waarde van de Afrikaanse rand met 80 procent is gekelderd. Zonder dat wij er iets aan hebben gedaan, werd de neergang gecompenseerd door giften van Nederlandse mensen.”

Is het moeilijk om onbezorgd te blijven leven?

Geëmotioneerd: „Die momenten zijn er, maar als Amanda en ik terugkijken hebben we enkel verwondering. Ik kreeg van de bank zelfs een hypotheek om ons huurhuis te kunnen kopen. In de maand nadat de overeenkomst was getekend, verloor de rand een kwart van zijn waarde. Ik was helemaal in paniek; mijn geloof is niet zo groot. Dezelfde week ontvingen we een cheque van 70.000, rand ofwel 7000 euro, afkomstig van een onbekende postbus. Door dat geld konden we de jaren erna overbruggen. Zo laat de Heere ons keer op keer zien dat Hij van ons afweet. Als ik naar mijn eigen leven kijk, begrijp ik niet dat Hij nog in mij wil investeren, want ik ben een groot zondaar. Ik weet niet of ik al deze dingen moet vertellen, maar wij mogen weten dat er een God is Die leeft.”

Vele jaren had u Bijbelclubs aan huis. Hoe ging dat?

„In het begin was er veel tegenstand. We hebben zelfs de wijkagent aan de deur gehad. In mijn stille tijd was ik net met de brieven van Petrus bezig, die gelovigen bemoedigde in tijden van druk. Uiteindelijk is alles ten goede gekeerd. Het IKEG heeft nu een goede relatie met de politie. Ze zien dat we kinderen willen terugbrengen naar de echte normen en waarden in de samenleving. Er is er maar Eén Die dat kan bewerken, dat is de Heere Jezus.”

Hoe geeft u leiding aan het IKEG?

„Ik ben een slechte directeur. Het gaat er mij niet om het IKEG groot te maken. Ik wil de kerken helpen kinderen te bereiken met het echte Evangelie. Vaak wordt er een humanistisch verhaal met een christelijke saus verteld, waarin het ten diepste gaat om zelfverwerkelijking.”

In een toenemend aantal gemeenten lijkt het IKEG steeds minder gehoor te vinden.

„Dat klopt. Ze hebben moeite met onze boodschap van zonde en genade. Veel gemeenten leren kinderen dat Jezus hun vriend is, Die hen wil helpen hun dromen te verwezenlijken. Wij onderwijzen dat Jezus niet hun vriend, maar hun Verlosser wil zijn. We hebben een serie van vijf lessen over bekering. Ik kan niet zeggen hoeveel weerstand die oplevert. Steeds vaker komen we de leer van de veronderstelde wedergeboorte tegen. Terwijl de Bijbel ons leert dat ook kerkelijke mensen verloren zondaren zijn, zolang ze niet zijn gered door Gods genade.”

In 2012 tekende u een samenwerkingsovereenkomst met de Hersteld Hervormde Kerk. Hoe hebt u dat ervaren?

„Het is een verademing om trainingen te geven in kerken die onze uitgangspunten delen. Wel valt me op dat veel kinderwerkers in de gereformeerde gezindte het moeilijk vinden om uitnodigend te vertellen, en vanuit het Bijbelverhaal een toepassing te maken naar gelovige en ongelovige kinderen. Een belangrijke reden is dat ze zelf vaak geen geloofszekerheid hebben.

Het is voor mij bemoedigend dat de Heere de lessen die ik geef wil gebruiken om werkers tot geloof of tot zekerheid van het geloof te brengen. Mensen die soms al jaren actief zijn in het kinderwerk, zeggen tegen me: „Nu begrijp ik voor het eerst werkelijk het Evangelie.” Er is heel weinig zicht op de kern van de Bijbelse leer: de rechtvaardiging van de goddeloze, door het geloof.”

Bent u door deze ervaring betrokken geraakt bij de Veritas Bijbelcursus?

„Inderdaad. Paulus zegt dat we de volle raad van God moeten verkondigen. Dat gebeurt weinig, niet alleen in het kinderwerk maar ook in de prediking. Het gevaar is dat dominees door het land gaan trekken met een preek die ze zelf mooi vinden. Ik heb daar moeite mee. Je weet niet wat er speelt in de gemeente die je uitnodigt en welke accenten je daar moet leggen.

De prediking in de Nederlandse kerken is vaak hapsnap. Dat hoor ik ook van studenten aan wie ik de Veritascursus geef. „Onze voorganger houdt mooie preken, maar hij laat de tekst dingen zeggen die in dát gedeelte niet staan.” Dat is gevaarlijk. Je gebruikt de Bijbel dan als kapstok voor jouw stokpaardjes. De vraag moet zijn: Wat staat in déze tekst en wat wil de Heere ons híérmee leren?”

Enkele jaren geleden werd er kanker bij u geconstateerd. Hoe hebt u dat beleefd?

„Ik heb mezelf rekenschap gegeven van mijn leven. Aan de kinderen heb ik vergeving gevraagd. Ik ben voor hen niet altijd de beste pa geweest. De Heere heeft die tijd willen gebruiken om mijn geestelijk leven te verdiepen. Ik kreeg meer oog voor mijn zondigheid en Gods gestrengheid, maar ook voor de grootheid van Zijn genade.

De tijd die mij nog is gegeven, wil ik me richten op dat wat naar mijn gevoel het belangrijkst is. Voordat mensen leren hoe ze het best kinderwerk kunnen doen, moeten ze zelf de Bijbelse boodschap verstaan. Door de Veritascursus leren ze de Bijbel grondig te lezen, door de IKEG-trainingen hoe ze de kinderen kunnen bereiken. De bedoeling is dat ik me volledig op dit trainingswerk ga richten.”

Voelt u zich inmiddels een beetje Nederlander?

„Ik zal nooit voor 100 procent een Nederlander worden, maar in Zuid-Afrika voel ik me nu nog minder thuis. Dezelfde immoraliteit en vrijzinnigheid van hier is ook daar gekomen. Onze toekomst voor de korte termijn zie ik in Nederland. Het echte vaderland wacht nog.”


Levensloop ds. Marius Storm

Ds. J. M. (Marius) Storm (57) groeide op in Zuid-Afrika. Hij studeerde theologie aan de Randse Afrikaanse Universiteit en de universiteit van Pretoria. Na zijn studie was hij twee jaar legerpredikant. Daarna diende hij de gemeenten van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Vanderbijlpark en Brakpan. In 1992 werd hij door deze kerk voor de internationale geloofszending IKEG naar Nederland uitgezonden. Hij geeft leiding aan de Nederlandse tak van deze organisatie, verzorgt trainingen voor kinderwerkers en is betrokken bij de Veritas Bijbelcursus. Ds. Storm is gehuwd met Amanda Loots. Ze hebben drie kinderen en een kleinkind.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer