Roelof Wever haalde eten op voor Joodse kampbewoners
RUINE. Roelof Wever (83) vergeet wel eens wat. De gebeurtenissen in de oorlogsjaren rond het werkkamp Gijsselte bij Ruinen staan hem echter op het netvlies gebrand. De inwoner van het Drentse dorp voorzag de Joodse kampbewoners van eten en raakte bevriend met de Joodse familie Lazarus.
Ruim zeventig jaar later is Wever de hoofdpersoon in het onlangs verschenen boek ”Kleine held” van Kees Opmeer (uitg. Ga creatief, Meppel). „Ik hoorde het verhaal over Wever, een man die altijd bescheiden is geweest. Ik vond dat zo’n mooi relaas en dacht meteen aan een kinderboek. Zo kijk ik nu eenmaal tegen dingen aan”, aldus de 61-jarige Opmeer uit Ruinen, schrijver van een groot aantal kinderboeken.
Het was Wever die er mede voor heeft gezorgd dat het monument ”Kamp Gijsselte” er kwam, ter nagedachtenis aan de 200 Joodse dwangarbeiders die vanaf begin 1942 tot 2 oktober van datzelfde jaar in het werkkamp ondergebracht werden. De Joden moesten de heide ontginnen. In de beruchte nacht van 2 op 3 oktober werden ze allemaal via Kamp Westerbork naar concentratiekampen in Duitsland en Polen gedeporteerd.
Voedsel neerleggen
„Ik zit er nog steeds vol van”, zegt Wever aan de keukentafel, waar zijn vrouw Mina koffie en thee serveert. „In Ruinen wisten weinig mensen wat er in Gijsselte gebeurde, de Joden kwamen allemaal via Hoogeveen. Ze moesten daar voor straf het bentgras verwijderen”, herinnert Wever zich nog.
Roelof Wever was als twaalfjarige getuige van het leven van de dwangarbeiders. Die hadden het niet best, en daarom ging hij met zijn vader, maar ook alleen, langs de deuren om voedsel op te halen voor deze mensen. Het eten werd onopvallend neergelegd op een afgesproken plek in het bos, waar de Joodse arbeiders het feilloos wisten te vinden. De Duitsers wisten van niks. „Ik dacht niet aan gevaar, mijn ouders waarschuwden me er ook niet voor.”
Voor een van de Joden, Hein Lazarus, had de familie Wever extra aandacht. Hij was gevlucht uit Duitsland na de Kristallnacht in Amsterdam terechtgekomen. Daar werd hij later opgepakt en in Gijsselte tewerkgesteld, zijn vrouw Hilde en hun zoontje Manfred doken onder in Elburg. „Ik zou zo graag mijn vrouw weer eens willen zien”, vertelde Hein aan de familie Wever.
Hilde en Manfred Lazarus kwamen daarom in Gijsselte bij de familie Wever logeren. Sterker nog, Hein wist ’s nachts verschillende keren te ontsnappen uit het kamp en bracht menig uurtje met Hilde door. „Mijn ouders sliepen dan op de grond”, weet Wever nog als de dag van gisteren. „We zijn zelfs nog stiekem een dagje naar Giethoorn geweest.”
NSB-krantje
Dit was allemaal voorbij toen in een plaatselijk NSB-krantje het bericht verscheen dat „de Joden allemaal konden doen wat ze wilden in Gijsselte.” Het toezicht werd verscherpt en aan het kleine beetje geluk dat Lazarus nog had, kwam in de nacht van 2 op 3 oktober een einde.
Hij overleed uiteindelijk in Auschwitz, zijn vrouw en kind emigreerden later naar de Verenigde Staten, waar Manfred Lazarus veel lezingen heeft gehouden over de donkere oorlogsperiode. Hij overleed in 2010.
Kees Opmeer geniet van de verhalen van Roelof Wever, hoe triest ze in feite ook zijn. Hij besloot het verhaal van zijn dorpsgenoot in deze tijd te plaatsen. „Ik probeer het heden en verleden met elkaar te verbinden. Een jongen moet een spreekbeurt houden en wil dat over zijn opa doen. Hij kent hem als een bescheiden man en gaat met oma praten. Die neemt de jongen mee op een reis langs plekken die iets betekend hebben in de oorlog”, schetst Opmeer.
Oorlogsgeschiedenis
Het verhaal van Wever wordt op deze manier vertaald voor kinderen. De schrijver zelf is zich steeds meer gaan interesseren voor de lokale oorlogsgeschiedenis.
Samen met zijn buurman Ginus Haandrikman legde Opmeer zo’n 100 vierkante meter met latrines van het oude werkkamp bloot. „Van de schietbaan zijn nog sporen te zien, we hopen dat deze plek wat meer bekendheid krijgt.”