Buitenland

Zorgen om taalkloof Noord- en Zuid-Korea

Een misverstand is wel het laatste wat Noord- en Zuid-Korea kunnen gebruiken nu de spanningen daar hoog zijn opgelopen. Omdat de talen die Noord- en Zuid-Koreanen spreken uit elkaar zijn gegroeid, is die kans extra groot. Christenen hebben hun eigen reden om die taalkloof te dichten.

18 April 2013 11:42Gewijzigd op 15 November 2020 03:08
De kloof tussen Noord- en Zuid-Korea is zo groot dat verrekijkers nodig zijn om elkaar te volgen. In het Vredesobservatorium in Zuid-Korea kunnen toeristen vanuit de verte kijken naar de gedemilitariseerde zone. Foto EPA
De kloof tussen Noord- en Zuid-Korea is zo groot dat verrekijkers nodig zijn om elkaar te volgen. In het Vredesobservatorium in Zuid-Korea kunnen toeristen vanuit de verte kijken naar de gedemilitariseerde zone. Foto EPA

Wanneer partijen elkaar niet vertrouwen, dreigen er mis­verstanden. Dat geldt natuurlijk helemaal voor partijen die elkaar niet eens meer verstaan, bijvoorbeeld omdat ze een andere taal spreken.

Om die reden achtten de auto­riteiten in beide Korea’s het enkele jaren geleden nuttig om aan een inter-Koreaans woordenboek te gaan werken, waarin rond de 300.000 woorden zouden komen die voor misverstand zorgen omdat noord en zuid er een verschillende betekenis aan geven. Zo’n woordenboek paste ook in het straatje van de toenmalige dictator Kim Jong Il, omdat hereniging van beide Korea’s bij hem hoog op de agenda stond.

Na ruim zestig jaar scheiding tussen noord en zuid is het Koreaans in beide landen uit elkaar gegroeid, niet het minst vanwege de totaal verschillende richtingen waarin de landen zich ontwikkelden. Noord-Korea sloot zich af en indoctrineerde de samenleving, de cultuur en dus ook de taal met ideologisch geladen begrippen; Zuid-Korea werd meer en meer kapitalistisch en opende zich voor de westerse en vooral Amerikaanse taal en cultuur.

Het woordenboek had vorig 
jaar klaar moeten zijn, maar vanwege regelmatig optredende crises tussen de twee landen 
–door schietincidenten, illegale raketlanceringen of de stiekeme productie van kernwapens– is het een moeizaam project geworden dat op afronding wacht.

Intussen is dankzij naar het zuiden gevluchte Noord-Koreanen veel bekend over hoe anders hun taal is geworden en welke misverstanden dat oproept. Vraagt een Zuid-Koreaan aan een noorderbuur hoe het met hem gaat, dan krijgt hij als antwoord ”ilupsopneda”, letterlijk betekent dat: ”niet veel”, maar hij bedoelt daarmee: het gaat goed met mij, dank je. Een Zuid-Koreaan hoort heel iets anders: „Bemoei je met je eigen zaken.”

”Sooryong” is in het noorden de benaming van ’s lands hoogste leider, een erenaam voor de Kims; in het zuiden wordt de term gebruikt voor iedere leider, inclusief die van een roversbende…

”Mije” kom je in Zuid-Korea overal tegen, het betekent ”made in the USA” (gemaakt in de VS). Noord-Koreanen gebruiken 
het om de „Amerikaanse impe­rialist” mee aan te duiden.

En dan zijn er nog termen die in Zuid-Korea niet meer worden gebruikt juist omdat ze door Noord-Korea ‘besmet’ zijn met een andere invulling. Dat geldt bij voorbeeld voor het woord ”dongmu”, vriend, dat door de Noord-Koreanen is gekaapt voor ”kameraad”.

Er zijn woorden die wel heel ver uit elkaar zijn gegroeid, zoals ”bura”: testikels in het zuiden, gloeilamp in het noorden.

Overigens gaat het bij onbegrip niet enkel om vocabulaire en grammaticale verschillen, ook de thema’s en voorwerpen die worden aangeduid, zijn vaak volstrekt onbekend bij de noorder­buren. Vooral uit het Engels geleende woorden geven verwarring. „De mensen”, aldus een Noord-Koreaanse vluchteling, „hadden het maar over ”shoppen”. Ik had geen idee wat ze bedoelden.”

Het Amerikaanse zendelingen­echtpaar Ben en Jane Torrey maakt zich al jaren zorgen over de taal- en cultuurkloof tussen noord en zuid, die ook de kerken in Zuid-Korea niet voorbijgaat. „In eerst instantie waren de Zuid-Koreaanse kerken enthousiast om vluchtelingen uit het noorden op te vangen, maar na verloop van tijd doofde het vuur. Die Noord-Koreanen zijn zó grof, gaven kerkmensen als verklaring, en: Nooit hoor je eens dat ze dankbaar zijn voor onze inzet. Eerder krijg je allerlei beledigende opmerkingen naar je hoofd geslingerd.”

Volgens de Torreys houdt dat verband met een nog grotere kloof die er is tussen de manier waarop hun taal in de samenleving functioneert. „Het is gemakkelijker voor een Noord-Koreaan om met een Amerikaan of Europeaan te praten dan met een volksgenoot uit Zuid-Korea. Dat komt omdat Zuid-Koreanen bij het spreken sterk de nadruk leggen op contact, op de relatie met degene met wie ze spreken.”

Torrey legt uit dat de Zuid-Koreaanse taal niet in de eerste plaats wordt gebruikt om feiten te communiceren, maar om gevoelens en relatiegebonden informatie uit te wisselen. „Wanneer een Zuid-Koreaan met je praat, kijkt hij je zorgvuldig aan om te zien hoe je reageert op wat hij zegt, en hij past zelfs zijn boodschap aan zodra uit die reactie ook maar subtiel iets van afwijzing of scepsis blijkt.”

Noord-Koreanen snappen niets meer van die Zuid-Koreaanse relatie­gebonden communicatie, weet Torrey. „Onder invloed van de ideologie is spreken in Noord-Korea enkel nog feitelijke informatieoverdracht. Ze zeggen ook recht voor zijn raap wat ze vinden of weten, en dat alles 
doen wij in het Westen ook. 
Zuid-Koreanen daarentegen draaien altijd om de feiten heen.”

Het gevolg is dat Noord- en Zuid-Koreanen grote moeite hebben om elkaar te begrijpen. Verder beschouwen de Koreanen in het zuiden hun noordelijke volks­genoten als grof en onbehouwen.

Torrey vertelt dat hij in 2002 „van God de opdracht kreeg” om zich in te gaan zetten voor de bevolking van Noord-Korea. „Het Noord-Koreaanse regime gaat een keer ten onder, maar zijn wij christenen dan klaar om de bevolking het Evangelie te brengen? Nee!”

Wat hem zorgen baart is dat als zendelingen ooit Noord-Korea binnen mogen omdat het regime daar is verdwenen en de grens opengaat, niemand hen daar begrijpt. „Het Evangelie verkondigen zou een fiasco worden, omdat wij ons niet hebben voorbereid op die verschillen.”

Torrey heeft om die reden in 2002 in Zuid-Korea een kennis­centrum opgericht, waar christenen terechtkunnen om hun noorderburen beter te leren verstaan. En vooral, zegt hij zelf: om hun „straks” de taal van de christelijke liefde te leren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer