Rutger van Mazijk: Ik heb meer geschreven dan de toccata over Psalm 150
Orgelliefhebbers kennen hem van zijn toccata over Psalm 150. „Maar ik heb veel meer geschreven”, roept Rutger van Mazijk, haast verontwaardigd. „Meer dan zestig koraalbewerkingen.” Hij loopt naar de geluidsinstallatie en zet een koormis van zichzelf op. „Moet je horen, dít ben ik ook.”
Rutger van Mazijk. Z’n naam roept herinneringen op aan een ver verleden. Aan orgelconcerten en cd’s met romantische koraalbewerkingen. Als oud-leerling van Feike Asma promootte hij enthousiast de Zwart/Asmatraditie. Tot vreugde van z’n vele aanhangers.
De 78-jarige Van Mazijk hoort het met gemengde gevoelens aan in zijn sfeervolle Drentse boerderijtje. „Ik schaam me er niks voor, echt niet. Ja, die toccata over Psalm 150, die werd een hit. Maar ik heb als musicus zo veel meer gedaan. ’t Zou fijn zijn als daar ook wat aandacht voor komt.”
Het is stil geworden rond Van Mazijk. Hij geeft al jaren geen concerten meer; trok zich met zijn vrouw terug in Ruinen. „We wonen hier heerlijk; hebben een moestuin voor een weeshuis.” Orgelspelen deed Van Mazijk alleen nog op zondag, in het plaatselijke hervormde kerkje. „Eind december ben ik ook daarmee gestopt. Hoe dat is, op zo’n klein orgeltje met één klavier en aangehangen pedaal? Een uitdaging. Ik deed het op verzoek. Toch verbazend wat je eruit kunt halen.”
Aanvankelijk wilde Van Mazijk helemaal niet de muziek in. „Na de middelbare school ging ik naar de academie voor beeldende kunsten. Maar gaandeweg die opleiding ben ik geswitcht naar het conservatorium in Rotterdam. Ik kwam bij Piet van den Kerkhoff terecht. Intussen ging ik op privéles bij Feike Asma. Die twee waren water en vuur. Daarom werd ik in het derde jaar van het conservatorium gewipt als leerling van Van den Kerkhoff.”
Van Mazijk stak veel op bij Asma. „Ik kreeg te hooi en te gras les in de evangelisch-lutherse kerk in Den Haag, waar hij toen organist was. Ik wilde één werk heel graag leren spelen: de Fuga Gigue van Bach. Op het conservatorium lukte dat steeds niet; bij Asma wel. Hij leerde mij hoe ik een orgel moest aanpakken. Ik deed hem blindelings na. Dat ging vanzelf. Asma was een imponerend voorbeeld. Hij gaf ontstellend veel concerten en was erg populair. Later ben ik wat anders over zijn spel gaan oordelen. Asma kon ook z’n beheersing volkomen verliezen. Dan ging de muziek met hem aan de haal. Naarmate hij ouder werd, speelde hij fijnzinniger.”
Net als Asma zette Van Mazijk, naast koraalbewerkingen, grote orgelwerken op de lessenaar. „Ik herinner me een radio-opname van de Symfonia per Organo van Andriessen, eind jaren vijftig. Een première. Asma registreerde, op het orgel in Gorinchem. Later stuurde Andriessen me een bedankbriefje. In de Sint-Vituskerk in Bussum heb ik voor de AVRO de hele vijfde symfonie van Widor opgenomen. Ik speelde daar ook werken van Liszt en Duruflé, diens Suite. Een gigantisch moeilijk stuk van drie kwartier. Daar belde Bert Matter, een studiegenoot, over. Hij had er bewondering voor. En Jan Jansen vertelde me dat hij dat werk is gaan studeren nadat hij mijn uitvoering had gehoord.”
Geen herhaling
Hoewel Van Mazijk genoeg uitnodigingen kreeg, stopte hij abrupt met concerten geven. „Na Duruflé had ik het gevoel: Ik heb alles gedaan wat ik kon doen. Doorgaan zou herhaling zijn.” Hij verlegde zijn werkterrein naar de beiaard. „Mijn muzikale interesse was altijd al breder dan het orgel. Ik werd gevraagd beiaardier te worden in Laren, in het Gooi. Het was een dringend verzoek van de dame die het carillon daar had geschonken.”
Van Mazijk ging naar de beiaardschool in Amersfoort. „Daar kwam ik in contact met docenten van het Utrechts conservatorium. Ze vroegen me muziektheorie te gaan studeren en dat vak ook te geven. Ik kwam zo met heel andere zaken binnen de muziek in aanraking dan het orgel.”
In Laren werd Van Mazijk cantor-organist van de basiliek. Een protestant in een roomse kerk? Hij lacht: „Ja, de oecumene tussen hervormd, gereformeerd en katholiek was in die tijd in Laren al vergevorderd. De predikanten en de pastoor gingen vriendschappelijk met elkaar om.”
Van Mazijk „raakte in de ban van het gregoriaans” en startte in de basiliek een concertserie op zaterdagavond. „Ik had een cantorij en een orkestje waar ik barokmuziek mee uitvoerde. Cantates van Bach, de Johannes Passion, het Weihnachts-Oratorium, de Messiah van Händel. Met Maarten Kooy en Jan Jansen speelde ik klavecimbelconcerten van Bach.”
Zijn functie in de basiliek stimuleerde Van Mazijk koormuziek te schrijven voor de zondagse diensten. „Zo heb ik een mis met Nederlandse tekst gemaakt, met alle vaste onderdelen erin: Kyrie, Gloria, Sanctus, Agnus Dei.” Hij loopt naar de geluidsinstallatie en laat het stuk horen. „Het spreekt me nog steeds aan”, bekent hij na het slotakkoord.
Terugblikkend: „Laren was een fijne tijd. De sfeer in de basiliek was open, de samenwerking goed. Ik deed steeds nieuwe dingen en was helemaal uitgekeken op de orgelcultuur waarin ik eerst actief was. Dan bedoel ik bijvoorbeeld de mensen die na afloop van het concert om me heen dwarrelden en me dicteerden wat ik moest spelen. Dat wereldje was me te klein geworden.”
Tiel
Toch liep het anders. In 1985 beleefde Van Mazijk zijn comeback met een concert in de Maartenskerk in Tiel. Op het programma stonden romantische koraalbewerkingen en klassieke orgelwerken, net als vroeger.
„Dit moet ik uitleggen”, haast hij zich. „Het concert was bedoeld als dank voor een aannemer die mij had geholpen en daar niets voor wilde hebben. Ik dacht dat alleen zijn familie zou komen, maar het was uitgelekt. De kerk zat helemaal vol. Ik heb de toccata over Psalm 150 gespeeld. De samenzang was massaal; het geluid deinde door de kerk.”
Hoewel Van Mazijk het concert „met de bibbers in m’n lijf” gaf, werd Tiel het begin van een nieuwe reeks optredens. „Ik ging weer serieus orgel studeren en speelde in Kampen, Middelburg, Katwijk, Amsterdam, Den Haag. Ook maakte ik een lp met eigen werk in Tiel en diverse cd’s bij De Bazuin.”
Ook de comeback eindigde abrupt. Van Mazijk: „Ik raakte met m’n linkerhand in de freesmachine; het topje van m’n wijsvinger was weg. Daardoor moest ik stoppen met spelen. Sommigen geloofden me niet en dachten dat het een smoesje was. M’n zoon zei: Pa, je hoeft niet meer te kiezen, er is voor je gekozen.”
Van Mazijk doet „helemaal niets meer” met muziek. „Ik heb de piano en het orgel al drie maanden niet aangeraakt; heb ook geen behoefte om te componeren. In 1996 heb ik een herseninfarct gehad. Daar ben ik gelukkig behoorlijk van hersteld, maar ik moet niet meer dan één ding tegelijk doen. Ik ben graag in m’n werkplaats bezig of ik ga de moestuin in. Het is goed geweest zoals het gegaan is.”
Lees meer over Rutger van Mazijk in Digibron:
Rutger van Mazijk in eenmalig (?) concert (1985)
Afgeluisterd lp Tiel (1986)