Paasbewijs
Mattheüs 28:6
„Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.”
De hemelgezant bevestigt de opstanding door te zeggen: „Gelijk Hij gezegd heeft”, of, volgens Lukas, die de taal van de engel uitgebreider meedeelt: „Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was, zeggende: „De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen, en gekruisigd worden, en ten derden dage weer opstaan.””
Dit had Jezus Zijn leerlingen zo menigmaal gezegd en herhaald. Die taal moesten zij nu herdenken en daaraan geloof hechten. Opdat nu de vrouwen ooggetuigen zouden zijn van de waarheid, die zij als blijmare weldra zouden verkondigen, voegt de engel er nu nog een tweede bewijs bij: hij moedigt hen aan zich dieper in de grafplaats te begeven en aldaar neer te zien in die plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had, opdat zij uit de zweet- en winddoeken, die daar nog lagen, de verzekering zouden verkrijgen dat niemand Hem had weggenomen, maar dat Hij door eigen kracht was opgestaan.
„Komt herwaarts”, vervolgt de engel, „ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.” Hij noemt Jezus met de taal van onderdanigheid en eerbied: „De Heere.” En geen wonder. Hij, Die de Heere is van hemel en van aarde, is ook de Heere van de engelen. Maar nadrukkelijk ook de Heere van Zijn volk, dat Hij van eeuwigheid verkoos en door Zijn bloed vrijkocht.
D. A. Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”, 1828)