CU vreest individualisme in Europa
De Europese Unie heeft wel een Nobelprijs, maar nog altijd geen ziel. In 1992 gaf de Franse EU-politicus Delors de Unie nog tien jaar. Twintig jaar later wil de Nederlandse ChristenUnie de EU herinneren aan haar eigen motto ”In verscheidenheid verenigd”.
Europa is zo in de ban geraakt van geld en goed dat Sander Luitwieler het moeilijk vond zijn boek voor de Groen van Prinstererstichting van de ChristenUnie nog positief te schrijven. „Alles draait om het individu en om de economie. Daartegenover vragen wij aandacht voor relaties en menselijke gemeenschappen en voor waarden.”
Heeft dat wel zin? In de cultuur draait het vooral om het ego. De politiek bedient dat met de emancipatie van het individu.
„Inderdaad, mensen denken het zelf af te kunnen, los van mensen en los van God. Daar zijn wij dus kritisch op.
Er is wel een tegenbeweging tegen het individualisme. Het wetenschappelijk instituut van de PvdA, de Wiardi Beckmanstichting, heeft onlangs het manifest ”Van waarde” uitgegeven waarin juist wordt opgeroepen tot gemeenschapsbesef.”
In uw boek spreekt u over relatiedenken. Wat bedoelt u daarmee?
„Stel jezelf even voor in een eenvoudige driehoek: je hebt een relatie met God, met de medemens en met de schepping. In al die relaties worden we geroepen het liefdesgebod te beoefenen. Dus niet alleen de liefde tot God en de medemens, maar ook tot Gods schepping. De basis van dit alles ligt in Gods eigen liefde. Hoe meer ik besef dat Hij mij liefheeft, hoe meer ik anderen kan liefhebben. Vanuit die driehoek kun je heel mooi het hele maatschappelijke leven doordenken.”
Uw boek is bedoeld om „positief-kritisch” over Europa te zijn. Wat is dat?
„In elk geval positief over de Europese Unie. Dat is een waardegemeenschap die waardevol is en waarin heel veel van de christelijke traditie doorwerkt. Ook in Europa werken idealen als naastenliefde door.
Tegelijk staan we kritisch in Europa. Dat is vanwege het individualisme en de overwaardering van de economie. ”Economisme”, noemt prof. Goudzwaard dat. Het verbeteren van de welvaart was na de oorlog een reëel motief voor de Europese integratie, naast het bevorderen van vrede. Maar inmiddels is het een afgod geworden.”
Toch maakt die kritiek de ChristenUnie niet negatief, zegt Luitwieler. „Ook wij zien dat bij sommigen de angst toeslaat en de natiestaat wordt verheerlijkt. Maar de eigen natie kan nooit absoluut zijn. Alleen God is soeverein, het volk niet.”
In 1992 schreef de latere partijleider André Rouvoet in zijn boek ”Reformatorische staatsvisie” dat er in de kleine christelijke partijen een „negatieve houding” tegenover Europa bestond. Is dat nog zo?
„In alle partijen vind je twee kampen. De ene groep is negatief over Europa, de andere groep is positief. Volgens mij hebben beide groepen deels gelijk en ligt het niet zwart-wit.
Ook Rouvoet nam in zijn boek al afstand van de negatieve houding en toetste Europa aan het begrip dat ik nog steeds hanteer: publieke gerechtigheid. Elke overheid is gehouden het recht te bevorderen. En de Europese Unie is ook een overheid. In de basis zit de SGP trouwens ook op die lijn.”
In de inleiding van uw boek schrijft u dat de CU zich bevindt tussen de twee extremen van méér en minder Europa, namelijk Verhofstadt en Baudet. Maar die norm van publieke gerechtigheid is toch van een heel andere orde dan meer of minder?
„Dat klopt. Door die twee mensen te noemen, verwijs ik naar het huidige debat. In dat debat worden zaken vaak simplistisch voorgesteld. Wij wijzen eigenlijk een derde weg aan door te zeggen dat Europa de gerechtigheid moet dienen.
Het dienen van de publieke gerechtigheid betekent bijvoorbeeld dat de EU streeft naar duurzaamheid. Op economisch vlak moeten we misschien afremmen, omdat de markt het milieu kan schaden. Deze norm is dus een kritische.”
Voor Luitwieler was het een „ontdekking” dat de norm van publieke gerechtigheid ook de verschillen in Europa beschermt. „Het gaat hierin ook om het recht doen aan de verscheidenheid. Er is een tendens naar gelijkvormigheid, juist in deze tijd van crisis. Het beleid van alle lidstaten moet steeds meer vanuit één centraal punt worden gecoördineerd. Terwijl Europa juist diversiteit belooft.”
Uw stichting is genoemd naar Groen van Prinsterer. Die zag de naties (en zeker de Nederlandse) afzonderlijk vanuit de historie opkomen. Dat historische aspect lijkt in uw boek afwezig.
„Groen neigt naar een organische visie, die mij wat negentiende-eeuws en deterministisch voorkomt. Ik baseer me vooral op de christelijke filosoof Herman Dooyeweerd. Die stond in een traditie die wel voortkwam uit Groen van Prinsterer, maar op sommige punten afstand had genomen. Die heeft al laten zien dat de natie niet alomvattend is. Het proefschrift van Jelle Bijl over Groen van Prinsterer en Europa uit 2011 was wat dat betreft wel een eye-opener voor me.”
U verwijst doorlopend naar Dooyeweerd (1894-1977). Is hij nog wel actueel in deze discussie?
„Ik denk van wel. Hij was al bezig zijn gedachten toe te passen in internationaal verband. Hij impliceerde al dat ook de Verenigde Naties de publieke gerechtigheid moeten dienen. Dat reserveerde hij dus niet alleen voor de nationale overheid. Het lijkt mij helemaal in zijn geest dit dan ook te doen bij de Europese Unie. Voor mijn gevoel doe ik dus weinig meer dan de bal inkoppen.”
De andere filosoof naar wie u verwijst is de rooms-katholieke Canadees Charles Taylor. Wat brengt hij in?
„Hij is onder meer bekend om zijn boek ”Bronnen van het zelf”. Hij bespreekt daarin Gods liefde, de rede en het gevoel als de basis van de westerse beschaving. Aan het eind van het boek bekent hij zichzelf tot de joods-christelijke traditie en zegt hij dat een cultuur nooit kan zonder de liefde. In deze ”agapè” is de hoop besloten.
Taylor is een van de grootste filosofen van onze tijd. Het is opvallend dat hij min of meer dezelfde analyse maakt als Dooyeweerd. Namelijk dat ook hij bevreesd is voor het individualisme.”
Met de norm van publieke gerechtigheid probeert u de discussie over meer of minder Europa te overstijgen. Mogen er wat u betreft dan ook lidstaten uit stappen?
„Nou, het ideaal is dat iedereen aan boord blijft. Als ik zie wat er gebeurt, houd ik soms mijn hart vast. Vandaar ook de titel ”In verscheidenheid verenigd”. Die vereniging moet wel blijven.
Ik denk trouwens dat er geen reden tot desintegratie is als Europa maar oog blijft houden voor die verscheidenheid.”
Dat verenigd-zijn kan ook leiden tot een politieke unie.
„Daarbij hangt het er maar van af hoe je die unie definieert. Dit woord heeft de klank van een centralistisch bestuur, maar dat hoeft niet. Tot nu toe zie je trouwens een gestage groei naar meer centrale besluitvorming, en volgens de voorstelling van president Van Rompuy en de zijnen gaat dat ook nu nog door.”
U pleit voor versterking van de legitimiteit van Europa. Wat bedoelt u daarmee?
„De Europese leiders moeten eerst en vooral werken aan het draagvlak. Al bij het referendum in 2005 bleek dat dit te zwak was. En tot nu toe is daar te weinig aan gedaan. De sleutel hierbij is volgens mij dat je de eigenheid van lidstaten erkent vanuit de gedachte dat er niet één Europees volk bestaat.
In de politiek is er nog steeds een dominante stroming die zegt: „Er is geen alternatief”, en meer centrale besluitvorming verlangt. Als bestuurders steeds zo ver voor de muziek uit blijven lopen, is er een risico dat de zaak instort. De EU moet het goede voor heel Europa zoeken. Zo niet, dan kan de onvrede makkelijk uit de hand lopen.”
Dr. Sander Luitwieler
Dr. Sander Luitwieler (1978) studeerde politicologie aan de Universiteit Leiden. In 2009 promoveerde hij op de invloed van het Nederlandse kabinet op het Verdrag van Nice.
In 2012 voltooide hij de master Christian Studies of Science and Society aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Voor de Groen van Prinstererstichting van de ChristenUnie droeg hij al meermalen bij aan publicaties over Europa.
Van zijn nieuwe boek ”In verscheidenheid verenigd” verschijnt bij de European Christian Political Foundation (ECPF) ook een Engelse versie.
Dinsdag bood hij zijn rapport aan aan oud-Eurocommissaris Bolkestein en aan vicevoorzitter Donner van de Raad van State.