Analyse: Nieuw prostitutiebeleid laat op zich wachten
DEN HAAG – Minister Opstelten wil geen nieuw prostitutiebeleid. Reden is dat de Senaat nog over een oude prostitutiewet moet beslissen. Dat lijkt een gelegenheidsargument.
Jazeker, betoogde VVD-Kamerlid Van der Steur deze week, het opheffen van het bordeelverbod heeft geholpen in het bestrijden van mensenhandel. „Per saldo heeft ons beleid het voor de prostituees hier beter gemaakt”, zei hij in een Kamerdebat.
Omdat hij de legalisatie van prostitutie nog steeds ziet als een goede keus is er volgens hem niets mis mee deze ook te propageren. De VVD’er zei het zelfs verstandiger te achten dat andere landen er ook voor kiezen „dan dat wij weer terugkeren naar een verbod.”
Wie niet beter zou weten, zou denken dat Van der Steur daarmee afstevende op een aanvaring met coalitiepartner PvdA. Doorgaan op de ingeslagen weg van legalisatie is immers geen „nieuwe visie” op prostitutie. Met zo’n nieuw beleidsplan zou het kabinet voor de zomer wel komen, zei PvdA-Kamerlid Hilkens in december in het EO-televisieprogramma Moraalridders. Vicepremier Asscher (PvdA) zou zich ermee bemoeien, als minister van Sociale Zaken en ook als oud-wethouder die criminele seksbazen zo veel mogelijk wilde weren uit het verloederde Amsterdamse wallengebied.
Die nieuwe visie, zo bleek deze week, is er nog niet. Minister Opstelten (VVD) beperkt zich tot het nemen van tussenstappen. De PvdA wacht af.
Die tussenstappen werden al in 2009 bedacht door CDA en PvdA. Een in de wet vastgesteld beroepsregister voor sekswerkers. Een plicht voor prostituanten om te checken of de prostituee is geregistreerd en in de seksbranche mag werken. Een plicht voor exploitanten om een vergunning aan te vragen, en een plicht voor gemeenten om te controleren of elke seksbaas zich daaraan houdt.
Of het er allemaal van gaat komen, is aan de Eerste Kamer, die zich pas in mei weer buigt over de wet. Van dat gegeven maakte Opstelten deze week opzichtig gebruik om nieuwe, verdergaande voorstellen van ChristenUnie en SGP voorlopig te parkeren. Gemeenten nu opdragen te investeren in beleidsplannen rond prostitutie en uitstapprogramma’s voor prostituees, is volgens hem een verkeerd signaal. De Senaat kan zomaar de indruk krijgen dat de Tweede Kamer een nog lopend wetgevingsproces doorkruist.
Dat klinkt logisch, maar roept ook de vraag op wanneer de tijd wel rijp is. In het derde kwartaal zet Opstelten op een rij hoeveel gemeentelijke uitstapprogramma’s er in 2013 zijn gesneuveld sinds het kabinet de subsidieregeling hiervoor afbouwde. Partijen die een zorgelijke teruggang constateren (lees: CU en SGP), kunnen daar een punt van maken tijdens de behandeling van de justitiebegroting voor 2014, aldus de minister.
Dat is een loos gebaar. De Kamerleden Segers en Van der Staaij zullen de kwestie in november zeker aankaarten, maar hun voorstellen om dergelijke programma’s een impuls te geven, lijken bij de stemmingen kansloos.
Aan het aansporen van gemeenten om een beleidsvisie over prostitutie te ontwikkelen, verbond Opstelten bovendien een voorwaarde: ze moeten er wel voor voelen. Letterlijk zei de minister: „Als men het niet wil, heeft het ook niet zo veel zin.”
Of gemeenten ervoor voelen, nu ze ook de jeugdzorg, een deel van de zorg voor ouderen en verstandelijk gehandicapten, de re-integratie van WW’ers en de uitvoering van het drank- en horecabeleid op hun bordje krijgen, laat zich raden: nee. Waarschijnlijk houdt het kabinet ook de gemeentelijke vrijheid dus optimaal in stand.
Toegegeven, de wet die nu in de Senaat ligt, zorgt op onderdelen zeker voor een strenger prostitutiebeleid, áls hij het haalt. Justitie kan de georganiseerde misdaad waarmee de seksbranche is verweven er krachtiger mee bestrijden. Gemeenten hebben meer ruimte om malafide seksbazen een vergunning te weigeren. Wat telt, is echter de bestuurlijke wil.
Opstelten zit daarnaast zeker niet stil. Hij overlegt met het openbaar ministerie over hogere strafeisen voor mensenhandel. De roep om vaste oriëntatiepunten in de rechtspraak waarmee minimumstraffen voor mensenhandel in beeld komen, kaart hij aan bij strafrechters. Én hij faciliteert een internetcampagne die prostituanten moet aanmoedigen om misstanden te melden bij Meld Misdaad Anoniem.
Alles bij elkaar zijn dat zeker prijzenswaardige acties. Toch moet Opstelten zich niet vier jaar lang verschuilen achter wetstechnische argumenten en onwillige gemeenten als de Kamer aandringt op vervolgstappen. Dan komt er van het „nieuwe beleid”, waar de PvdA in december op zinspeelde, zeker niets terecht.