De methode ”Meer met muziek!” in de klas in Vlissingen
VLISSINGEN – Bezig zijn met muziek is goed voor kinderen, blijkt uit onderzoek. Hoe eerder ze met ritmes en noten in aanraking komen, hoe mooier. Waar kan dat beter dan op de basisschool? Vier jaar geleden verscheen de methode ”Meer met muziek!” van Driestar Educatief, die inmiddels door een aantal scholen is aangeschaft. „Muziekles staat of valt met het enthousiasme van de leerkracht.”
Juf Hanna Walhout van de Graaf Jan van Nassauschool in Vlissingen geeft graag muziek, dat is duidelijk deze maandagmiddag. De kinderen van groep 7/8 doen enthousiast mee. Op het smartboard staan Bach en Beethoven te wachten. Een aantal kinderen krijgt een triangel of handtrom.
„We gaan eerst even wat ritmes opfrissen”, zegt de juf. Op een geplastificeerd A4’tje laat ze een ritme met achtste en kwartnoten zien. „Klap maar mee.” Dat gaat snel goed.
Walhout pakt een blad waarop vier verschillende ritmes onder elkaar staan. „We maken vier groepen. Ieder doet een van de ritmes. Eerst maar allemaal apart.” De groep die slechts één lange noot hoeft te klappen, heeft het makkelijk. De andere moeten even goed kijken. „Nu gaan we het door elkaar doen. De eerste groep begint. Dan komt de tweede erbij, maar de eerste gaat gewoon door. Net zolang tot we alle vier meedoen.” Alle 26 kinderen klappen en slaan door elkaar. „Top man! Dat ging hartstikke goed”, prijst de juf.
Ze pakt haar blokfluit. „Wie herkent dit melodietje?” Bijna alle vingers gaan omhoog. „Matthias, hoe heet dit stuk?” „Für Elise. Iemand was verliefd, maar het ging niet door of zo.” „Inderdaad. En wie heeft dit geschreven?” „Beethoven.” „Kijk eens naar het bord. Daar staan twee componisten. Welke van de twee is Beethoven?” „De rechtse.” „Wie is die andere dan?” Een jongen: „Wolfgang Amadeus Mozart.” „Dat was ook een belangrijke componist, maar dit is een ander. Wie?” „Bach.”
Een nieuw blad, met twee notenbalken onder elkaar. „Een soort van echo. Als de onderste balk klaar is, komt de bovenste, en dan weer de onderste. Probeer het ritme eens zachtjes op je vingers te tikken. Fouten maken mag.” Drie korte noten en een lange. Een groepje de echo laten klappen, is nog lastig. „Stop even, dan klap ik de echo.”
De muziek gaat aan: het beroemde thema uit Beethovens Vijfde Symfonie. „Horen jullie hoe het ritme dat we net geoefend hebben, steeds terugkomt? Hard, en ook heel zacht.” Op het whiteboard tekent Walhout de tekens van crescendo en decrescendo. „Zoiets zal er in de muziek staan. Hoe heten die?” „Piano en forte.” „We gaan nog een keer naar het stuk luisteren, en dan moet je onthouden waar het harder en waar het zachter gaat.”
Het halfuur is bijna om. Voor het lied ”Alone”, dat stond aangekondigd, is geen tijd meer. „Ik heb nog wat informatie over Beethoven opgezocht. Hij was vaak somber, had een slechte gezondheid en werd vanaf z’n 27e doof. Niet echt handig als je componist bent.” De kinderen krijgen een opdracht. „Kijk thuis eens of jullie muziek van Beethoven op cd of bandje hebben. Neem die volgende week mee, dan kunnen we er samen naar luisteren.”
Het is halftwee. Tijd om te stoppen. Er moet nog meer gebeuren vanmiddag.
Pittig
De Graaf Jan van Nassauschool schafte vier jaar geleden de methode ”Meer met muziek!” aan. Toen werkte Hanna Walhout (30) er nog niet. „Ik ben hier nu voor het derde jaar. Daarvoor stond ik in Oud-Vossemeer voor de klas. Daar gebruikten we een andere methode.” Walhout volgde haar pabo-opleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), dus de methode van Driestar Educatief was nieuw voor haar.
Hoe ze het vindt om ermee te werken? „Het is een goede, gedegen methode. Als je die volgt, doe je echt meer dan alleen liedjes zingen of klappen. Er zit structuur in. Je krijgt per les veel ideeën aangereikt en de lesbeschrijvingen zijn duidelijk.”
Zelf heeft ze een muzikale achtergrond. „Op de muziekschool heb ik voor blokfluit alle diploma’s gehaald. Ook speel ik gitaar. Ik doe in de klas veel met muziek. Wel merk ik dat voor collega’s die minder muzikaal zijn deze methode heel pittig is. Bijvoorbeeld als je zestiende noten moet aanleren. Het niveau is best hoog.”
Ze neemt de vrijheid om creatief met de methode om te gaan. „Ik heb een combinatiegroep 7/8. Met ”Meer met muziek!” ben ik dit jaar bij de map van groep 6 begonnen. Nu ben ik bij les 10 van groep 7. Elke jaargang telt dertig lessen. Dat gaat dus dit jaar niet lukken.”
Daar ligt wat haar betreft ook de zwakte van de methode. „De doelen zijn hoog geformuleerd. In theorie klopt het als een bus, maar de praktijk is vaak anders. Als ik in een week een project heb, valt muziek als eerste af. En ik kan ook niet meer dan een halfuur per week aan muziek besteden. Als ik alles zou doen wat de methode per les aanreikt, ben ik bijna een uur bezig. In zulke dingen is de methode iets te idealistisch.”
De kinderen vinden muziekles over het algemeen leuk, is Walhouts ervaring. „Alleen ritme klappen niet zo. Het verschilt ook per kind. De een kan noten lezen, de ander doet thuis niets met muziek. Dat merk je. Maar zo’n ritme van vandaag, gekoppeld aan de Vijfde Symfonie van Beethoven, dat vergeten ze niet meer.”
Ze zorgt wel dat ze muziek halverwege de middag doet. „Aardrijkskunde ervoor en handvaardigheid erna. Een aantal kinderen vindt het moeilijk om stil te zitten tijdens de muziekles, ze ervaren het als druk. Dan moet je niet daarna nog geconcentreerd aardrijkskunde hoeven doen.”
Een goede methode is waardevol, daarvan is Walhout overtuigd. „Toch, muziek heeft op de basisschool nooit dezelfde prioriteit als rekenen, taal en spelling. Ook omdat de inspectie er niet naar vraagt. Muziekles staat of valt uiteindelijk met het enthousiasme van de leerkracht.”
Geen kans om af te haken
Ook op de Eben-Haëzerschool in Boskoop merken de leerkrachten dat de methode ”Meer met muziek!” veel muzikale vaardigheden van de gebruiker verwacht, zeggen Dineke van der Wilt (groep 3) en Anneke van der Gouwe (groep 6). „Dat kan een drempel zijn.” Als team hebben ze de afgelopen jaren een aantal vergaderingen gehad om deze vaardigheden samen te oefenen. „Daardoor is de drempel voor veel collega’s verlaagd. We horen nu steeds meer enthousiaste geluiden over de methode.”
Een goede lesvoorbereiding is essentieel. „Je moet je goed inlezen om voor jezelf duidelijk te hebben in welke volgorde je bepaalde doelen gaat aanbieden. Dat red je niet in vijf minuten. Hoe beter je les voorbereid is, hoe groter de kans van slagen en hoe enthousiaster de kinderen zijn.”
Sterk punt van de methode noemen ze de „goede en doorgaande leerlijn” van groep 1 tot en met 8. Nadeel is dat alle lessen gegeven moeten worden om de lijn vast te houden. „In groep 6 wordt bijvoorbeeld teruggegrepen op een in groep 5 aangeleerde vaardigheid.” Ook leert de praktijk dat er per les te veel wordt aangeboden om daadwerkelijk te kunnen behandelen. „Daarom hebben wij ervoor gekozen om keuzes te maken. Het onderwerp van de les staat daarbij centraal. Als leerkrachten noteren we welke onderwerpen we behandeld hebben, zodat de doorgaande lijn voor de volgende leerkracht duidelijk is.”
Of de kinderen positief reageren, hangt af van hoe de leerkracht de stof brengt, stellen de leerkrachten. „Als je zorgt dat er vaart in de lessen zit, door voordoen en nadoen, terwijl je tussendoor weinig spreekt, hebben de kinderen geen kans om af te haken.”
”Meer met muziek!”
De methode ”Meer met muziek!” van kenniscentrum Driestar Educatief in Gouda is vanaf 2008 in fasen op de markt gebracht. In totaal gaat het om acht mappen, voor ieder leerjaar één. Er hangt een kostenplaatje aan: elk deel kost 285 euro. Daarnaast kunnen cd’s worden aangeschaft waarop het beeldmateriaal uit de methode is gedigitaliseerd.
„Prijzig?” zegt muziekdocent Ton van Driel van Driestar Educatief. „Ik heb nog geen school gehoord waar het geld een probleem was. Vaak is er al jaren niets uitgegeven voor muziek. Het voordeel is dat je met deze methode direct alles hebt; je hoeft geen werkmaterialen meer aan te schaffen. Het is een eenmalige uitgave, en dan kun je jaren vooruit.” Inmiddels zijn er volgens hem „een dikke duizend” mappen verkocht en meer dan honderd scholen bereikt.
Op pabo de Driestar worden aankomende leerkrachten tijdens de opleiding vertrouwd gemaakt met de methode. Daarnaast gaat Van Driel het land in om nascholing te geven aan teams die de methode aanschaften. „Ik kom bij zo’n vier à vijf scholen per jaar. Voorwaarde voor mij is wel dat het héle team meedoet, juist vanwege de doorlopende leerlijn, waarbij het ene jaar op het vorige voortbouwt.”
Hij heeft positieve ervaringen met de nascholing. „Leerkrachten vinden het leuk om een opfriscursus te krijgen. Vaak zijn ze in het begin niet zo zeker van hun muzikale vaardigheden. Vaak vraag ik zo iemand eerst te doen wat hij of zij wel ziet zitten.”
Volgens Van Driel is het niveau van de methode niet heel hoog. „We hebben geprobeerd te kijken door de bril van de gemiddelde leerkracht. Natuurlijk, er blijven er die dingen lastig vinden. Maar een meerderheid zegt blij te zijn dat er nu structuur is en ze niet meer alles zelf hoeven te verzinnen.”
Het succes van de methode op een school staat of valt volgens hem met de houding van de directeur. „Die leeft als het goed is mee met zijn team. Die vraagt hoe het gaat, bij aardrijkskunde, maar ook bij muziek. En die biedt aan om een cursus te volgen als er dingen nog niet goed gaan.”
Dit is het eerste artikel in een tweeluik over muziek in de klas.