Politiek van troffel en zwaard
In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus een toespraak houdt. Dinsdag sprak dr. R. Bisschop.
„Alleen treedt toch niet op als partijman, maar doe juist zo, alsof er geen tegenstellingen zijn, ja, alsof het onmogelijk is dat iemand iets tegen zou hebben op datgene wat jij voorstaat. Partijen zullen zichzelf vernietigen. De waarheid gaat rustig, bescheiden, ernstig, zacht haar gang, doet goed, stoort zich nergens aan en zondigt niet tegen de liefde, die ieder welgezind is, en die zich verwondert dat anderen niet willen wat zij wil. Zij is met haar goud niet verlegen.” Zo schreef de bekende Nederlandse theoloog Hermann Friedrich Kohlbrugge rond 1850 aan zijn goede vriend Johannes Wichelhaus, hoogleraar theologie in het Duitse Halle.
De laatste maanden heb ik als jong Kamerlid nogal eens aan dit citaat moeten denken. Uiteraard realiseer ik me dat we Kohlbrugges advies aan zijn jongere vriend moeten lezen in de context van de toenmalige theologische en kerkelijke verhoudingen in Duitsland, en dat zijn raadgevingen dus geen politieke adviezen waren. Maar toch, zouden deze wijze raadgevingen, met inachtneming van de onderscheiden terreinen van kerk en overheid, ook geen bredere betekenis kunnen hebben, en bijvoorbeeld van toepassing zijn op de huidige politieke en bestuurlijke verhoudingen?
Wees geen partijman, partijen zullen zichzelf vernietigen – is het niet zo dat het nastreven van eigenbelang, partijbelang of oppositie de stabiliteit van het openbaar bestuur en van het algemene welzijn bedreigt?
Doe alsof er geen tegenstellingen zijn, alsof het onmogelijk is dat iemand iets tegen zou hebben op datgene wat jij voorstaat – maken polarisatie, oppositie en politieke spelletjes als zodanig de verwarring niet alleen maar groter en de tegenstellingen scherper?
Volg de waarheid, die rustig, bescheiden, ernstig en zacht haar gang gaat – geldt ook niet voor het politieke leven dat de overwinning niet behaald wordt door handig politiek opereren, door kracht of geweld, maar dat alleen Gods Geest harten kan overtuigen?
Kohlbrugges adviezen herinneren aan het optreden van Nehemia, aan de tijd van de wederopbouw van de Joods natie, toen de ballingschap van het Joodse volk voorbij was. Ze zijn als de troffel die het bouwende volk moest hanteren: constructief, opbouwend, samenbindend.
Ze herinneren ook aan Jeremia, aan de tijd toen de ballingschap van het Godsvolk nog maar net begonnen was. Zoek de vrede van de stad waarheen u de Heere gevankelijk heeft doen wegvoeren en bid voor haar, schrijft Jeremia aan de ballingen in Babel, want in haar vrede zult ú vrede hebben.
Zet je, niet alleen als politicus, maar in elke maatschappelijke positie, in voor de publieke gerechtigheid, gebaseerd op Gods Woord, dat ook –of misschien wel: juist– in deze verwarrende tijden van crisis en verharding voluit zeggingskracht heeft. Beijver je, gedreven door de liefde van Christus voor verloren zondaren, om de waarheid te dienen en je naaste te redden.
Dat is de eerste, expliciete les die ik uit Kohlbrugges adviezen zou willen trekken, met als metafoor de troffel.
Ja maar, hoe kan dat dan? De fundamenten van de publieke moraal worden openlijk aangetast. Klassiek-christelijke waarden moeten plaatsmaken voor nieuwe interpretaties van grondrechten en mensenrechten, voor vrijheid en voor gelijkheid. Maar hoezeer die op zich ook van waarde kunnen zijn, ze zijn volstrekt ontoereikend om de publieke moraal hecht te funderen. Als een democratie niet gevoed wordt door hogere waarden dan die van de autonome menselijke wil, is haar lot bezegeld; dan is ze tot de ondergang gedoemd – zoals de eminente historicus Van Deursen terecht waarschuwde.
Nehemia rustte zijn volk ook toe met een zwaard om Gods zaak –toen concreet: de wederopbouw van Jeruzalem– te verdedigen tegen kwaadwillende krachten. Zo is de overheid door God gegeven als een weerhoudende macht die de doorwerking van het kwaad moet tegengaan.
Kohlbrugge bedoelde met zijn advies aan Wichelhaus niet dat deze het zwaard van de Geest maar in de schede zou moeten laten. Integendeel, op zijn plaats en op zijn wijze moet hij strijden voor de waarheid. Echter nooit gedreven door partijbelang, maar in de dienst van Gods Koninkrijk en met de middelen die daartoe behoren.
Dat is de tweede, impliciete les die ik uit Kohlbrugges adviezen zou willen trekken, waarbij het zwaard als metafoor kan dienen.
Zo komen troffel en zwaard bijeen: bouwen en beschermen. Dat is onze taak. Werkend vanuit het besef dat we allen deel uitmaken van de geestelijke strijd die gaande is tussen het rijk van de duisternis en het rijk van het licht. Een strijd die zal duren tot de terugkomst van onze Heere Jezus Christus.
Wij leven in de tussentijd. De strijd is al gewonnen, maar in verlangende afwachting van Zijn tweede komst moeten we zowel de troffel als het zwaard hanteren. Waarbij geldt: de vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid. Ora et labora!
De auteur is Kamerlid voor de SGP.