Simonis ziet oecumene als eenheid onder de paus
Oecumene betekent voor de Rooms-Katholieke Kerk een eenheid onder de paus en de rooms-katholieke bisschoppen. „We kunnen ons geen andere zichtbare christelijke eenheid voorstellen.” Dat zei kardinaal A. Simonis vrijdag desgevraagd na afloop van de ondertekening van de Charta Oecumenica door de Nederlandse kerken.
Simonis, voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie, wil niet spreken van terugkeer in de schoot van Rome, omdat dat „psychologisch wat moeilijk” ligt voor de protestantse kerken. Hij gebruikt daarom liever de term „verzoening.” Het pausschap acht hij onopgeefbaar, maar de wijze waarop het functioneert, vindt hij wel voor herziening vatbaar.
De kardinaal wil de kerken van de Reformatie niet als kerken beschouwen, maar slechts als kerkelijke gemeenschappen. „Een kerk veronderstelt een bisschop. De ambtelijke structuur van de twaalf apostelen is voor de Katholieke Kerk wezenlijk en onopgeefbaar.”
Simonis sprak in Utrecht over het belang van de Charta Oecumenica voor de oecumene in Nederland. Dit document ten behoeve van de samenwerking tussen de kerken in Europa is het resultaat van samensprekingen tussen de Konferentie van Europese Kerken (KEK) en de Raad van Europese Bisschoppenconferenties (CCEE). Het stuk is vorig jaar in Straatsburg ondertekend.
Simonis wees in zijn lezing op de goede resultaten van de afgelopen decennia op het punt van de zichtbare gemeenschap van kerken. In de jaren zestig van de afgelopen eeuw heeft dit geleid tot de wederzijdse dooperkenning en tot pastorale samenwerking bij de sluiting van een gemengd huwelijk. Sinds het midden van de jaren zeventig zijn intensieve dialogen gevoerd over ambt, eucharistie en kerk.
De kardinaal kan zich best voorstellen dat mensen „ongeduldig en ontmoedigd” raken als het einddoel van de oecumene: het herstel van de volledige gemeenschap in de eucharistie, steeds maar buiten bereik blijft. „Van de andere kant is het ook een kwestie van eerlijkheid tegenover elkaar geen eenheid voor te wenden die niet werkelijk bestaat.”
Simonis is zich vaak „pijnlijk bewust” geworden van de interne verdeeldheid onder rooms-katholieke kerkleden op dit punt. De Charta voorziet niet direct in een antwoord op de voor de Nederlandse situatie kenmerkende spanningen, met name rond intercommunie. „Daar ligt wat mij betreft een van de grootste pijnpunten van de oecumenische praktijk in ons land. Er is geen aparte Nederlandse weg naar de zichtbare gemeenschap van de kerken.”