Predikant ontmoette bij rouwdienst vrouw in ballingschap
„Daar zit ze, voor in de oude dorpskerk”, begint ds. R. Bikker uit Aalten zijn bijdrage in De Wekker (orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken). Over „een vrouw in ballingschap” tijdens een rouwdienst.
„Daar zit ze, voor in de oude dorpskerk. Schoenen, jas en tas zijn keurig op elkaar afgestemd. Felle kleuren die mooi contrasteren met elkaar en met de donkere kleding van de andere aanwezigen. (…) Gaandeweg de dienst wordt het steeds moeilijker om niet naar haar te kijken. Alles in haar houding straalt afkeuring uit. Het stijf stilhouden van de mond, wanneer de anderen zingen. Het bewegen van de mond wanneer de meeste anderen stil zijn.
Wanneer ik de kinderen in de kerk aanspreek, wordt het spannend. Wordt mij dit moment gegund om ze te vertellen over de Here die een Steenrots is en een Vesting? Ik voel dat ik in haar ogen bezig ben met indoctrinatie van de kinderen van een ander. We strijden een strijd, maar kijken elkaar geen moment aan.
Zo ontmoette ik in de kerk een vrouw in ballingschap, door de omstandigheden gedwongen om daar te zijn, waar ze niet zijn wilde. Ik vraag me af wat de weerzin in haar opriep. Was het de confrontatie met de dood? Was het de verkondiging van het evangelie? Of was het de kerkelijke setting, die pijnlijke herinneringen kan oproepen bij mensen? Ik weet het niet.
Ik heb haar niet kunnen bereiken. Niet met mijn ogen, want de hare waren afgewend. Niet met mijn woorden, want zij wilde ze niet horen. Ik kon alleen concluderen dat zij ongelukkig was in die dienst. Bij mijzelf merkte ik ergernis en trots. Als zij een strijd wilde, dan kon ze die krijgen. Ik zou wel even alle registers opendoen om haar te laten horen – en haar te laten voelen. Want al dat gebrek aan eerbied – het stond mij tegen.
Totdat ik besefte dat zij in ballingschap was. En ik moest mijn afkeur afleggen. Mededogen gedijt niet goed op de bodem van ons hart. Tenzij het ons wordt gegeven – uit genade. Mijn strijd met haar is dus voorbij. Af en toe bid ik voor haar. En voor mij. Here, wees ons zondaars genadig. En brengt U ons thuis uit onze ballingschap. Allebei.”