Is het populisme op zijn retour?
De PVV zakte bij de laatste verkiezingen van 24 naar 15 zetels. In het Kamerdebat van vorige week over de Europese crisis was fractieleider Wilders weliswaar zeer actief, maar kreeg hij zijn tegenstanders niet op de kast. Is de beweging van het populisme op zijn retour? „Er is nooit een populistische tijdgeest geweest.”
Wie kranten en tijdschriften van ruwweg de laatste vijftien jaar scant op het woord populisme, zal de term ontelbare malen tegenkomen. De strekking van veel artikelen: het populisme is in opkomst, populistische partijen winnen jaarlijks aan invloed, en ook gevestigde partijen gaan zich steeds populistischer gedragen.
Het zijn deze beweringen die Matthijs Rooduijn (1982), onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, de achterliggende jaren aan een grondige studie onderwierp. Donderdag promoveert hij op een breed opgezet onderzoek naar de ontwikkeling en de invloed van het populisme in Duitsland, Frankrijk, Italië, Engeland en Nederland in de periode 1988-2008.
Zijn belangrijkste conclusie: er is helemaal geen sprake van een populistische tijdgeest. Rooduijn: „Populisme manifesteert zich altijd in pieken en dalen. In de periode die ik heb onderzocht valt in elk geval geen stijgende lijn waar te nemen.”
Uitspraken over toename of afname van populisme worden natuurlijk primair bepaald door iemands definitie van de term. Rooduijn: „Voor mij is populisme, heel kort omschreven, een boodschap, een set van ideeën. Het komt erop neer dat het goede volk wordt uitgebuit door een slechte elite.”
De onderzoeker weet dat ook andere definities bestaan, waarin bijvoorbeeld de stijl en het gedrag van politici zijn opgenomen. „Die verhelderen de zaak echter niet; maken hem eerder onnodig complex. Een provocerende stijl van politiek bedrijven kan een populist helpen succesvol te worden, maar vormt niet de kern van het populisme.”
Grachtengordel
Rooduijns omschrijving impliceert overigens niet dat de termen ”volk” en ”elite” altijd letterlijk gebruikt moeten worden. „Populisten omschrijven het volk soms als ”de hardwerkende Nederlanders”. En de elite heet bij hen ook wel ”de bankiers”, of ”de grachtengordel”. Maar de essentie is iedere keer: de mensen met macht hebben geen flauw idee van waar de gewone burger dagelijks mee bezig is. En ze zetten hem voortdurend een hak.”
Over welke partijen heeft Rooduijn het dan concreet? „Het kunnen rechtse, maar ook linkse partijen zijn. In Frankrijk heb je het Front National, in Duitsland Die Linke, in Italië Forza Italia, in Engeland de British National Party en de UK Independence Party, in Nederland de SP, de PVV, de voormalige LPF en de beweging van Rita Verdonk.”
Al deze partijen bracht Rooduijn onder in, zeg maar, een populismeschaal. „Ik vind dat je op moet passen een partij zomaar en ongenuanceerd ”populistisch” te noemen. Het gaat altijd om gradaties, om de mate waarin. De SP in haar begintijd was zeer populistisch. De PVV is dat nog steeds. Van de PVV kun je zelfs stellen dat zij, als ik een vergelijking maak met alle door mij onderzochte landen, qua populistisch gehalte tot de top behoort. Iedere keer weet zij bepaalde thema’s –in 2006 was dat immigratie en integratie, in 2012 was dat Europa– op knappe wijze te koppelen aan de tegenstelling volk-elite. De Brusselse, elitaire bureaucraten spelen elkaar baantjes toe, geven hun ambtenaren exorbitante salarissen, en nemen besluiten die ons, gewone Nederlanders, voortdurend benadelen.”
Kop van Jut
Heeft het populisme in Duitsland weinig voet aan de grond gekregen, de invloed ervan is –net als in ‘topland’ Italië– in Nederland verhoudingsgewijs groot. De promovendus vermoedt dat dit enerzijds te maken heeft met de snelle ontzuiling. „De Nederlandse kiezer is extreem volatiel (beweeglijk, AdJ) geworden.” Het heeft anderzijds te maken met het floreren van de consensusdemocratie. „Die vormt voor populisten een gemakkelijke schietschijf, de kop van Jut.”
Uitgaande van zijn definitie dat populisten voortdurend volk en elite tegenover elkaar plaatsen, spitte Rooduijn een schier oneindige berg verkiezingsprogramma’s en krantenartikelen door. Daarbij ontdekte hij dat, als gevolg van het succes van populistische partijen, het gebruik van populistische argumenten in de media „door de tijd heen licht gestegen” is. „En dan heb ik het niet alleen over nieuwsberichten. Want daarvan verwácht je natuurlijk dat het aantal artikelen waarin het over populisme gaat sterk toeneemt als partijen als SP, LPF en PVV electorale successen boeken. Maar dan heb ik het ook over hoofdredactionele commentaren, ingezonden brieven van lezers en over opiniërende stukken door intellectuelen en dergelijke. Ook die reproduceren in zekere mate de populistische boodschap. Niet alleen in De Telegraaf, maar ook in wat meer elitaire kranten als NRC en de Volkskrant”, concludeert hij in zijn proefschrift getiteld: ”A Populist Zeisgeist? The impact of Populism on Parties, Media and the Public in Western Europe”.
Maar als het om politieke partijen gaat, constateert Rooduijn dat er van een ongeclausuleerde groei van het populisme, zeg: het bestaan van een populistische tijdgeest, beslist geen sprake is. „Kwalitatief en kwantitatief onderzoek toont dat niet aan.”
In 2001 marcheerde de LPF met 26 man de Kamer in. De SP maakte tussen 1994 en 2006 een opmars van 2 naar 25 Kamerzetels. De PVV beschikte in haar topjaren over 24 volksvertegenwoordigers. Dat wijst toch op een bloeitijd van het populisme?
„Het populisme is in onze tijd zeer succesvol. Zonder twijfel meer dan ooit. Maar om van een werkelijk populistische tijdgeest te kunnen spreken, zou er mijns inziens van een alomvattend verschijnsel sprake moeten zijn. Dan zou je bijvoorbeeld ook moeten kunnen vaststellen dat de ‘gewone’, gevestigde partijen door het populisme geïnfecteerd zijn. Dat ook die steeds meer de tegenstelling tussen volk en elite zijn gaan benadrukken. En dat is juist níét het geval.”
Ouderenpartijen
Dat gevestigde partijen inhoudelijke punten van nieuwkomers overnemen, komt regelmatig voor. Op de opkomst van de ouderenpartijen, in 1994, reageerden de bestaande politieke stromingen door in hun programma’s als een haas meer aandacht te besteden aan ouderen. De opkomst van Fortuyn leidde ertoe dat ook andere partijen een grotere nadruk gingen leggen op het thema veiligheid en op de nadelen van immigratie.
Maar een vergelijkbare ontwikkeling is er dus niet als het gaat om het gebruik van het populistische argument, stelt Rooduijn. „In de achterliggende jaren zijn hiervan links en rechts wel voorbeelden genoemd. Zo zou Tony Blair steeds meer populistische retoriek zijn gaan gebruiken. Maar mensen die dit beweren, komen meestal niet verder dan wat losse voorbeelden. Terwijl je, als je de zaak systematisch onderzoekt, ziet dat bestaande partijen de populistische boodschap juist níét hebben overgenomen. Mogelijk komt dat doordat het voor gevestigde partijen erg moeilijk is af te geven op de bestuurlijke elite. Want die elite –dat snapt iedereen– zijn zijzelf!”
Meeregeren
Een veronderstelling die evenmin blijkt te kloppen, is dat populistische partijen de neiging hebben alsmaar populistischer te worden. „Als ik al mijn onderzoeksmateriaal, in vijf landen, op mij laat inwerken, zie ik eerder het omgekeerde. Naarmate populistische partijen meer electorale successen behalen en dus meer kans maken in regeringen terecht te komen, of daadwerkelijk gaan meeregeren, neemt hun populistische gehalte af. Dat is ook logisch. Je kunt dan niet goed meer volhouden dat jij een politieke buitenstaander bent, een vriend van het volk, en dat ”al die anderen” fout zijn. In Nederland heb je die ontwikkeling heel duidelijk kunnen waarnemen bij de SP. Die zwakte haar populisme stap voor stap af toen het pluche enigszins in het verschiet kwam.”
In Italië loste Berlusconi dit ‘probleem’ op zijn eigen wijze op. „Ook hij kon, als regeringspartij, niet meer geloofwaardig mopperen op ”de politiek”. Hij ging zijn kritiek daarom steeds meer richten op de ‘elite’ van rechters en journalisten.”
Toch lijkt de PVV, hoewel zij in de jaren 2010 tot 2012 meeregeerde, haar populisme nauwelijks te hebben afgezwakt.
„Dat komt, denk ik, enerzijds door de vrijblijvendheid van de gedoogrol. De partij regeerde mee, maar eigenlijk ook weer niet. En die positie wist zij goed uit te buiten. Een andere verklaring ligt in de manier waarop de coalitie van VVD, CDA en PVV is beëindigd, namelijk met een heftig conflict in het Catshuis. Dat conflict gaf Wilders gelegenheid op de oude voet verder te gaan. Had Rutte I de rit uitgezeten, dan was het misschien anders gelopen. Maar nu had de PVV geen enkele reden zich te matigen. De kansen op nog een keer gedoogsteun verlenen waren geheel verkeken.”
Uw conclusie? We moeten de opkomst en successen van het populisme sterk relativeren?
„Op grond van mijn onderzoek verwerp ik de gedachte dat er van een allesdoordringende populistische tijdgeest sprake is. Maar ik zeg niet dat het populisme niets voorstelt. Integendeel. Het is wel degelijk een belangrijke kracht in de huidige politiek. En dat zal nog wel even zo blijven. Actuele problemen zoals de economische crisis, de daardoor noodzakelijke bezuinigingen, de verontwaardiging over het gedrag van bankiers en de vraag naar de machtsverdeling in Europa vormen voor het populisme een vruchtbare voedingsbodem. Nee, we zijn er voorlopig nog niet vanaf.”