Deze tekstwoorden bevatten een algemene bepaling waarin alle mensen overtuigd en besloten worden onder de zonde. Het gaat niet om sommige, maar om alle mensen. Het zijn niet enkele zware zondaren onder de heidenen. Het zijn alle mensen, zowel Joden als heidenen, armen als rijken, die gezondigd hebben. Zij allen derven de heerlijkheid van God.De mens in zijn eerste staat was in de rechte weg om de heerlijkheid te verkrijgen. Hij had krachten om die loopbaan te lopen en de satan had geen vermogen om het de mens te verhinderen. Maar de mens derfde de heerlijkheid van God en verloor die heerlijkheid, bestaande uit de genieting van God waar hij zo’n heerlijk vooruitzicht van had. Hij verloor het beeld van God, waarin zijn heerlijkheid bestond, wat hem ook door God Zelf was geschonken met alle voordelen die daaruit voortvloeiden.

Maar God, de volstrekte Opperheer van het heelal, heeft al Zijn schepselen wetten voorgeschreven door welke Hij hen regeert. Ik spreek niet over de wetten van de onredelijke schepselen, maar ik spreek alleen hierover dat Hij aan de mens Zijn werk heeft voorgeschreven en hem Zijn wetten heeft gegeven. Volgens die wetten is de mens verplicht zijn leefwijze in te richten.

Thomas Halyburton, professor te St. Andrew (Het groot aanbelang der zaligheid, 1747)