Eigentijdse filosofie kan christelijk geloof helpen
Kunnen eigentijdse filosofieën helpen bij de verdediging van het christelijk geloof?
”Plato is onze vriend, Aristoteles is onze vriend, maar de waarheid is onze grootste vriend”. Uit deze eeuwenoude spreuk blijkt een grote waardering voor de klassieke Griekse denkers. Tegelijk komt er een bewuste distantie in naar voren. De uitspraken van deze grote filosofen zijn blijkbaar te toetsen aan een hogere norm: de waarheid. Wie deze spreuk hanteert, erkent het goede bij de grote denkers, maar beseft dat zij mensen waren met beperkingen en gebreken. Hun inzichten verdienen telkens toetsing aan de waarheid zelf.
Deze houding wordt ook wel aangeduid als ”eclecticisme”, afgeleid van het Griekse woord voor ”uitkiezen”. De eclecticus kiest uit allerlei bronnen datgene wat volgens hem bij de waarheid het dichtst in de buurt komt. De eclectische manier van denken heeft een lange geschiedenis. Soms kreeg eclecticisme de slechte reputatie van oppervlakkigheid en hapsnapdenken. Dat is te begrijpen, maar niet onvermijdelijk. Een verplichting aan de waarheid brengt immers een eigen samenhang en kritische toetsing mee.
Open blik
Iemand die op zo’n manier de filosofie benaderde, was de 17e-eeuwse gereformeerde theoloog Gisbertus Voetius. Het christelijk denken moest volgens hem eclectisch te werk gaan: het goede uitkiezen waar het ook maar te vinden was. Het is een nuchtere benadering met open blik die ervan uitgaat dat geen enkele filosoof de waarheid in pacht heeft. Tegelijk is het een principiële benadering, want de Bijbel was voor Voetius het beslissende criterium.
In Voetius’ ogen was de beste filosofische denkwijze die van het scholastieke aristotelisme. Deze filosofie kwam volgens hem het dichtst in de buurt van de waarheid en was het meest geschikt om de christelijke geloofsleer uit te leggen en te verdedigen.
Anno 2013 doen nieuwe filosofieën opgeld die je op een soortgelijke manier kunt bevragen op een mogelijke bijdrage aan het christelijk denken. Een goed voorbeeld daarvan is de Franse fenomenologie van de laatste twee of drie decennia. Deze nieuwe fenomenologie verschilt behoorlijk van de vroegere filosofie die onder die naam bekendstaat.
Theologische wending
De fenomenologie ontleent haar naam aan het feit dat zij zich richt op fenomenen of verschijnselen, dat wil zeggen: dingen die voor het menselijk bewustzijn verschijnen oftewel zich voordoen. Oudere fenomenologische denkers als de Duitse filosofen Edmund Husserl (1859-1938) en Martin Heidegger (1889-1975) waren met hun methodische atheïsme bepaald geen natuurlijke bondgenoot voor het christelijk denken – al hebben diverse theologen zich er diepgaand mee beziggehouden en onderdelen ervan in het eigen denken geïntegreerd.
In 2011 publiceerden Hans-Dieter Gondek en László Tengelyi een instructief en omvattend overzicht van de hedendaagse Franse fenomenologie. Deze onderzoekers constateren een grote openheid voor theologische vragen, hoewel niet bij alle vertegenwoordigers van deze stroming. Het werk van enkele fenomenologen heeft zelfs een onmiskenbaar religieuze dimensie.
Daarmee levert de nieuwe Franse fenomenologie een eerste inzicht op: een wijsgerige traditie kan ingrijpend veranderen, zelfs in haar houding tegenover de theologie. De theologie blijkt vitaler dan men zou denken en secularisatie is kennelijk geen eenrichtingsverkeer, zelfs niet in Frankrijk. De nieuwe Franse fenomenologie is om zo te zeggen minder geseculariseerd dan de oude. Dat geldt in elk geval auteurs als Michel Henry en Jean-Luc Marion.
Michel Henry is de auteur van het boek ”Ik ben de waarheid. Op weg naar een filosofie van het christendom” (1996). Het kritische oordeel van de Franse wijsgeer Janicaud over dit werk spreekt boekdelen: „Zonder enige historische of hermeneutische voorbehouden, zelfs zonder op het geloof een beroep te doen, wordt fenomenologie [hier] religieus en evangelisch.”
Janicaud sloeg al eerder alarm over deze „theologische wending” in de Franse fenomenologie van zijn dagen. Hij ziet deze ontwikkeling als een groot gevaar en bepleit een „minimalistische fenomenologie” die aansluit bij het methodische atheïsme van eerdere fenomenologen.
Een interessante stimulans voor het christelijk denken biedt in de tweede plaats de fenomenologie van de gave of gegevenheid, die vooral Jean-Luc Marion ontwikkelde. De verschijnselen zijn een gave, zo stelt hij. Weliswaar hanteert Marion de fenomenologische spelregels zo streng dat de gave hier gedacht wordt als een ”gegevenheid” zonder gever en zonder ontvanger. Toch kan de centrale plaats die de notie van het geven in deze filosofie krijgt, de christelijke theologie attenderen op de fundamentele betekenis die het geven van God heeft.
Aanknopingspunten
Het ware geloof, zelf in zijn eerste begin al een gave van God, leeft van Gods onuitsprekelijke gave (2 Kor. 9:15). Hier hoort het woord genade thuis, in zijn vele vormen. De gegevenheid waar Marions fenomenologie over spreekt, betreft evenwel de verschijnselen als zodanig: dat is minder ‘bijzonder’ dan de Bijbelse genade. Maar het strookt voor een belangrijk deel met de brede omvattendheid van Gods gaven die ook in het Bijbelse spraakgebruik naar voren komt. Zo hield de apostel Paulus de Grieken op de Areopagus al voor dat God „allen het leven en de adem en alle dingen geeft” (Hand. 17:25).
Ten slotte: de nieuwe Franse fenomenologie ziet verschijnselen als gebeurtenissen die zich aan het menselijk bewustzijn voordoen en die te rijk zijn om als louter object ingekaderd te worden of om door het menselijk subject helemaal gevat te worden. Bij Marion krijgt dit een toespitsing in zijn notie van verschijnselen die de grenzen van ervaarbaarheid radicaal overstijgen, de zogenaamde ”gesatureerde fenomenen”. Een overtreffende trap van zulke verschijnselen vormen de fenomenen van de openbaring, die het menselijk subject om overgave vragen. Zo’n visie op fenomenen die boven zichzelf uit wijzen, biedt onmiskenbaar aanknopingspunten voor de klassieke overtuiging dat God vanuit de schepselen te kennen is.
Dr. Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
Aza Goudriaan en Cornelis A. de Niet, ”Gisbertus Voetius’ Introductio ad philosophiam sacram”, Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland 14 (2003), 25-56, hier p. 55-56. Michael Albrecht, Eklektik. Eine Begriffsgeschichte mit Hinweisen auf die Philosophie- und Wissenschaftsgeschichte, Stuttgart: Frommann-Holzboog 1994.
- Hans-Dieter Gondek en László Tengelyi, Neue Phänomenologie in Frankreich, Berlijn: Suhrkamp 2011.
Dominique Janicaud, Phenomenology “Wide open”. After the French Debate, vert. Charles N. Cabral, New York: Fordham University Press 2005, hier op p. 6 het citaat over Michel Henry; op p. 64 de uitdrukking “‘minimalistische’ fenomenologie”.