Onderzoek naar verschillen in bekeringsgeschiedenissen bevindelijk gereformeerden
GOUDA – In bekeringsverhalen uit deze tijd zijn minder duidelijk fasen te vinden dan in oudere bekeringsgeschiedenissen. Die conclusie trekt Martha Houweling in haar scriptie ”Als Paulus of als Timotheüs”.
Houweling studeerde begin dit jaar af op het onderwerp ”De structuur van recente bevindelijk gereformeerde bekeringsverhalen”. Zij voerde het onderzoek uit in het kader van haar studie Religious Studies aan de Universiteit Leiden.
De wetenschapper deed het onderzoek bij het Meertens Instituut in Amsterdam, een onderzoeksinstelling voor de Nederlandse taal en cultuur. Wilde Houweling aanvankelijk vooral oudere bekeringsgeschiedenissen onder de loep nemen, vanwege haar onderzoeksplaats bij het Meertens Instituut koos zij ervoor gesprekken te voeren met avondmaalsgangers uit deze tijd. Die bekeringsverhalen analyseerde zij.
In 2010 pakte Houweling ook al een thema bij de kop dat betrekking heeft op de gereformeerde gezindte. Voor haar bachelorstudie deed zij toen onderzoek naar het gebruik van de tale Kanaäns. Zij vergeleek daarvoor preken van voorgangers in de Gereformeerde Gemeenten uit drie perioden: van rond 1930, uit de jaren 70 van de vorige eeuw en uit de periode 2007-2009. Daaruit concludeerde zij dat het gebruik van de tale Kanaäns was afgenomen.
Reformatie
Bekeringsverhalen spelen niet in alle tijden een rol, concludeert Houweling in de inleiding van haar scriptie. Vanuit de tijd van de Reformatie zijn er weinig bekend. In de 19e eeuw verschijnen er veel. Die zijn vaak erg uitvoerig. Bekeringsgeschiedenissen beslaan soms meer dan honderd pagina’s. De langere beschrijving brengt mee dat er meer fasen in de bekering worden onderscheiden. „Dat is het logische gevolg van een lange tekst.”
Die fasering komt volgens haar bij theologen uit onder meer de tijd van de Nadere Reformatie vandaan. „Theologen gingen toen diepgaander over de bekering schrijven. Theodorus à Brakel schreef een heel boek over de trappen des geestelijke levens. Trappen en fasen zijn in de tijd daarna steeds meer als norm gaan fungeren, stellen verschillende onderzoekers”, aldus de 23-jarige studente.
Houweling kon in haar onderzoek niet om het proefschrift van Nicolette Hijweege, ”Bekering in bevindelijke gereformeerde kring”, uit 2004 heen. Houweling pakte het anders aan dan Hijweege. „Zij legde de bekeringsgeschiedenissen naast een model. Ik heb het andersom gedaan. Ik heb eerst naar de bekeringsverhalen geluisterd en op basis daarvan een model gevormd.”
Houweling –opgegroeid in de Gereformeerde Gemeenten, nu lid van de Protestantse Kerk in Nederland– sprak met een reeks mensen uit verschillende kerken. Beperkte Hijweege zich in haar onderzoek tot de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), Houweling wilde de hele breedte van de gereformeerde gezindte in haar studie meenemen.
Dat is haar echter niet gelukt. Zij slaagde er niet in mensen vanuit de (Oud) Gereformeerde Gemeenten in Nederland te vinden die mee wilden werken. Als noodoplossing heeft Houweling daarop eerder gepubliceerde artikelen geanalyseerd waarin ds. A. Kort en ds. H. Molendijk (Oud Gereformeerde Gemeente) en ds. J. Roos (Gereformeerde Gemeente in Nederland) over hun bekeringsweg vertellen.
Moment
De bekeringsverhalen van nu zijn niet zo duidelijk gefaseerd als bekeringen die in 19e- en 20e-eeuwse geschriften beschreven zijn. „De bekering lijkt meer als een geleidelijk proces te verlopen”, constateert Houweling. „Er zijn geen duidelijke markeringsmomenten. De mensen die ik sprak, leggen meer de nadruk op het leven na de bekering dan op het bekeringsmoment zelf.”
Twee deelnemers kennen helemaal geen duidelijk bekeringsmoment, zegt de onderzoekster. „Zij zeiden altijd al met God te leven. Dat ben ik in de oude bekeringsverhalen niet tegengekomen.”
Ellendekennis speelt een veel kleinere rol in de bekeringen van de huidige onderzoeksdeelnemers, stelt Houweling. „De ellendekennis wordt niet als een apart stadium beschreven, voorafgaand aan de bekering, maar als iets wat steeds weer terugkeert.”
Deze voor de scriptie belangrijke conclusies zijn niet van toepassing op de bekeringsverhalen van ds. Kort en ds. Roos. In die verhalen zijn de verschillen met de bekeringsgeschiedenissen van vroeger kleiner, zegt Houweling. „In hun verhaal zie je wel duidelijk afgebakende fasen terug.”
Houweling wil uit haar onderzoek niet concluderen dat zich een vormverandering heeft voorgedaan in de bekeringsverhalen. Houweling concludeert in haar scriptie wel dat „uit veel geanalyseerde bekeringsverhalen een meer verbondsmatige visie blijkt.”
Studenten
In het laatste hoofdstuk van haar scriptie beschouwt ze haar onderzoek kritisch en vraagt zij zich af of de deelnemers aan het onderzoek voldoende representatief waren voor het geheel van de gereformeerde gezindte. Relatief veel van de onderzochte bekeringsverhalen zijn afkomstig van jonge mensen, vooral studenten van de reformatorische studentenvereniging CSFR.
Het begrip ”bevindelijk gereformeerden” moet opnieuw gedefinieerd worden, vindt Houweling. „Stel je vast of iemand bevindelijk gereformeerd is op basis van kerklidmaatschap, of op basis van persoonlijke ligging? Het is lastig grenzen te stellen voor wat wel en niet bevindelijk gereformeerd is. Misschien moeten we gaan spreken van orthodoxe christenen met en zonder bevindelijke inslag.”