De vondst van de cocaïne op 1 maart 2000 op Schiphol veroorzaakte spanningen tussen Nederland en Suriname. De drugs werden ontdekt toen een postzak van een bagagewagen viel. Ook in een tweede diplomatieke zak bleek cocaïne te zitten. Aanvankelijk kwam de Surinaamse ambassade in een kwaad daglicht te staan. Het ministerie van Buitenlandse Zaken riep de ambassadeur op het matje. Later bleek het ambassadepersoneel niets met de zaak te maken te hebben.

Vingerafdrukken op de pakketten wezen naar R. K. Ook diens jongere broer A. K. kwam als verdachte in beeld. Tijdens de zitting verklaarde deze dat hij zich voor het karretje van zijn broer had laten spannen. R. K. is voortvluchtig, waarschijnlijk in Suriname. Behalve de Hagenaar werden in september 2000 nog drie verdachten opgepakt in Nederland. Dit drietal kreeg september vorig jaar celstraffen tot zes jaar opgelegd.

De advocaat van de Hagenaar, mr. J. Looman, voerde aan dat zijn cliënt een ondergeschikte rol heeft gespeeld. Zonder zijn inbreng was het coketransport gewoon doorgegaan, stelde hij. Er kan hooguit medeplichtigheid worden bewezen, maar dat is niet ten laste gelegd. Hij bepleitte daarom vrijspraak.

Uitspraak 31 januari.