„Meer eenheid op Utrechtse Heuvelrug nodig”
De Utrechtse Heuvelrug is dringend toe aan ’ontsnippering’. Het uitroepen van het gebied tot nationaal park moet door overheden en particulieren met beide handen worden aangegrepen om het tot een natuurlijke eenheid te smeden.
Dat zegt woordvoerder S. Klingen van Het Utrechts Landschap. De Utrechtse Heuvelrug wordt zaterdag door minister Veerman van LNV tot nationaal park verklaard. Niet het gehele gebied krijgt dat predikaat, in totaal gaat het om ruim 6000 hectare, gelegen tussen Rhenen en Driebergen. Het areaal aan bossen, heide en uiterwaarden is eigendom van gemeenten, Staatsbosbeheer en particulieren. Zij hebben elkaar gevonden in een beheers- en inrichtingsplan dat in grote lijnen het beleid voor het komende decennium uitstippelt.
Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is het vijftiende nationale park van Nederland. Volgens Klingen onderscheidt de Utrechtse Heuvelrug zich vanwege de nadrukkelijke aandacht in het park voor de cultuur. Hij wijst daarbij op de grafheuvels uit de Nieuwe Steentijd, de sporen van de ontbossing door boeren in de tiende eeuw, de verbouw van tabak en de aanplant van bossen in de negentiende eeuw.
Een belangrijke opdracht voor het nationaal park is volgens Klingen het opheffen van barrières. Het gebied wordt door tal van wegen doorkruist, waardoor dieren van elkaar worden gescheiden. Ecoducten bij de A12 en op diverse plaatsen bij de N225 zijn nodig om verbindingen tot stand te brengen. Ook wordt er gewerkt aan het verminderen van het aantal hekken en rasters op de heuvelrug.
Het overlegorgaan van het nationaal park streeft naar het vergroten van de natuurwaarde van het bos. Een complicatie daarbij is dat veel eigenaren de bossen gebruiken voor houtproductie, aldus Klingen. „Zij hebben in financieel opzicht weinig belang bij de aanplant van inheemse soorten, omdat die eenvoudigweg minder hout opleveren. Toch blijkt nu dat zij meer en meer overstappen op een gemengde vorm van bosbeheer, waarbij zij meer aandacht besteden aan de natuurwaarden.”
Ook wordt gewerkt aan vergroting van het heidegebied. „Omdat de heideterreinen nogal geïsoleerd liggen, lopen diersoorten als de zandhagedis het gevaar te verdwijnen. Dat kan worden voorkomen door de stukjes heide weer met elkaar te verbinden.”
Recreatie in het natuurgebied blijft mogelijk. Vooral de zuidkant wordt voor toeristen aantrekkelijker gemaakt. Dat gebeurt door het verbeteren van de wandel- en fietspaden. Het nationaal park krijgt geen centraal bezoekerscentrum. Wel wordt overwogen om in musea en toeristische trekpleisters een aantal kleinere centra onder te brengen.