De Noren gingen bij ruim 85.000 kinderen, geboren tussen 2002 en 2008, na of er een verband was tussen wel of niet slikken van foliumzuursupplementen en het risico op autismespectrumstoornissen (autisme, syndroom van Asperger, PDD-NOS).

In totaal werd bij 270 kinderen (0,32 procent) een autismespectrumstoornis vastgesteld. Van hen hadden er 114 klassiek autisme, 56 het syndroom van Asperger en 100 PDD-NOS. Klassiek autisme werd vastgesteld bij 0,10 procent van de kinderen waarvan de moeder foliumzuur gebruikte en bij 0,21 procent van de kinderen van moeders die geen foliumzuur gebruikten. Dat betekent dat het slikken van foliumzuur door de moeders zorgde voor een 40 procent lager risico op een kind met klassiek autisme. Deze risicoreductie werd alleen bereikt als foliumzuur tussen vier weken voor en acht weken na de bevruchting werd ingenomen.

De onderzoekers keken ook naar een link tussen het gebruik van foliumzuur en het voorkomen van PDD-NOS en asperger. „Er was geen verband tussen foliumzuur­suppletie en PDD-NOS. De aantallen kinderen met asperger waren nu nog te klein om er betrouwbare uitspraken over te doen”, aldus hoofdonderzoeker Paul Surén. De onderzoekers keken ook naar een verband tussen het slikken van andere vitamines en visoliecapsules door moeders en het voorkomen van autismespectrum­stoornissen bij hun kinderen. Er kon echter geen verband worden aangetoond. De studie toont geen biologisch mechanisme aan. Surén: „Interessant onderwerp voor een vervolgstudie, evenals een mogelijke link tussen foliumzuur en het voorkomen van epilepsie, ADHD en andere breingerelateerde aandoeningen bij kinderen.”

Bekijk hier een video over het onderzoek.