Kerk & religie

Vooropgaan, dat past bij emeritus predikant dr. P. van Gurp

Preken, studenten opleiden en adviseren. Tien jaar nadat hij zich met enkele honderden leden „vrijmaakte” van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is dr. P. van Gurp (91) een drukbezet man.

15 February 2013 19:28Gewijzigd op 15 November 2020 01:59
Dr. Van Gurp. Foto Sjaak Verboom
Dr. Van Gurp. Foto Sjaak Verboom

Een gesprek met dr. Pieter van Gurp, emeritus predikant van de Gereformeerde Kerken Hersteld, is als het volgen van een schilder die met vaste streken de trekken van een portret op het doek zet. Het grijze verleden van zijn geboorteplaats Den Haag komt aan bod, waar tijdens zijn jeugd de straten op de grens met Scheveningen op zondagmorgen zwart zagen van de kerkgangers. Het zwart van kerkelijke verdeeldheid. Maar ook zijn er fleurige tinten, waarmee de 91-jarige het kerkelijk leven in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) van de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw tekent.

Uw ogen glinsteren als u over die tijd praat.

„Het was een bloeitijd van de kerk. Er was eenheid in belijden. Na de scheuring van 1969, waaruit de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstonden, was er behoefte om de gelederen te sluiten op het gebied van leer en leven.”

Critici stellen: een tijd waarin de tucht als middel om leer en leven te begrenzen wel erg makkelijk werd gebruikt.

„Makkelijk? Dat heb ik nooit meegemaakt. Als het ging om tuchtoefening, had dat bijna altijd te maken met de levenswandel. Bijvoorbeeld over echtscheiding. Daarin moet je streng zijn. Maar je moet tucht nooit overhaast opleggen. Er kunnen jaren overheen gaan voordat je ertoe komt.”

U stond destijds, rond 1980, onder meer als scriba en assessor van de generale synode midden in de GKV. Nu staat u met een kleine groep aan de zijlijn. Een grote overgang?

„Enorm. Ik ben vrienden kwijtgeraakt doordat we ons tien jaar geleden vrijmaakten. Bij de vereniging Reformanda, waarin vanaf de jaren 90 bezwaarde kerkleden zich hadden verenigd, waren ook andere predikanten betrokken. Op basis van het aantal abonnees van het blad Reformanda, zo’n 2000, had ik erop gerekend dat zo’n 5000 mensen de GKV zouden verlaten. Het werden er amper 1000. En ik kwam er als predikant alleen voor te staan.”

U was destijds 82 jaar. Wat dreef u om op die leeftijd nog het voortouw te nemen bij een kerkscheuring?

„Dat de generale synode van de GKV besluiten nam die naar mijn overtuiging ingaan tegen Gods Woord. Breekpunt was de besluitvorming over het vierde gebod, waarbij er meer ruimte kwam voor werken op zondag. Het gevaar is dat als we gaan sjoemelen met een van Gods geboden, ook de andere ter discussie worden gesteld.”

Kreeg u die manier van omgaan met kerkelijke verschillen van huis uit mee?

„Ik ben opgegroeid in een warm, hecht gereformeerd gezin. We woonden in Den Haag, vlak bij Scheveningen. Daar kerkten we op zondag in de inmiddels gesloopte Duindorpkerk. Die zat toen vaak overvol. De predikant die daar stond in de jaren 30, toen ik opgroeide, was ds. J. G. Feenstra. Hij was toen al een aanhanger van de latere voorman van de Vrijmaking, prof. dr. K. Schilder. Hij heeft grote invloed gehad op mijn denken. De visie van Schilder op doop en verbond werd mij als het ware met de paplepel ingegoten.”

Welke invloed heeft uw persoonlijkheid gehad bij de vrijmaking van 2003?

„Dat ik buiten de GKV kwam te staan is een kwestie van de belijdenis serieus nemen. Karakter mag geen reden zijn om de kerk te verlaten. Maar eerlijk is eerlijk, het heeft er wel invloed op.”

Welk karakter heeft u?

„Resoluut. In de zin dat ik gewend ben te besturen, lijnen uit te zetten en te beslissen. Maar ook pastoraal, dat is meelevend en geduldig. Een van mijn kinderen beschreef het bij ons 50-jarig huwelijk zo: thuis stond op de eerste plaats wat de wil van de Heere was. Maar op de tweede plaats volgde vaders wil. Toch probeerde ik priester in het gezin te zijn, zoals de Bijbel dat voorhoudt. Vooropgaan, dat past bij mij.”

Uw vrouw overleed drie jaar geleden. Welke invloed had zij op u?

„Ze was mijn steunpilaar, ook tijdens kerkelijke conflicten. Ik moet er niets van hebben dat dominees hun werkweek begrenzen tot veertig uur. Toch bakende zij mijn taken af. Als er iets aan de hand was zei ze: „Kom, we gaan een eindje wandelen.” Tijd voor elkaar maken is noodzakelijk, anders draaf je door.”

Hoe beleeft u het alleen zijn?

„Verdriet en vreugde liggen dicht bij elkaar. Ik mis mijn vrouw nog iedere dag. We zijn 62 jaar getrouwd geweest. Dan ben je verknocht aan elkaar. Net na haar overlijden was ik soms intens verdrietig. De Heere tilde me daar bovenuit als ik dan een preek ging maken. Gods Woord is als een medicijn. Het is zoeter dan honing en maakt je rijker dan het bezit van goud. Ik las over Elia, die ook moedeloos was. Maar God leerde hem: Ik heb nog werk voor je. Anderzijds: mijn vrouw dementeerde. De laatste jaren verzorgde ik haar. Die taak is weggevallen, waardoor ik tijd heb voor andere dingen. Zo maak ik met veel vreugde nog steeds nieuwe preken. En ook heb ik de gelegenheid om de drie studenten te begeleiden die in onze kerken worden opgeleid tot predikant.”

Het klinkt alsof uw agenda boordevol zit.

„Ik dacht nooit dat ik 91 jaar zou worden. En dan er nog flink tegenaan moeten ook. Ik kan nog twee keer per zondag voorgaan en rijd overal zelf naartoe met de auto. En het begeleiden van studenten noopt me tot studie.”

Wat is de kern van wat u hen wilt leren?

„Dat we uit genade alleen moeten leven. Die boodschap dienen ze als predikanten straks uit te dragen. De blinkende Morgenster moet in een mensenleven opgaan. De persoonlijke bekering van een zondaar is noodzakelijk om zalig te worden. En dat alles ingebed in de gemeenschap der heiligen in de kerk.”

U verliet tien jaar geleden de GKV. Ook daar zijn predikanten die dit geluid laten horen. Waarom ging u?

„De aanleiding was de te vrije omgang met Gods geboden, die in 2002 door de generale synode van de GKV werd bekrachtigd op het punt van zondagsarbeid. Daaraan gekoppeld speelde zorg over het tanend Schriftgezag. De eis tot bekering die in de Bijbel tot ons komt, is daaraan verbonden. Maar het ging ook om de eerbied voor Gods spreken en het verminderde kerkelijk besef.”

U kritiseerde ook de benoemingen van dr. Paas en dr. Van Bekkum aan de Theologische Universiteit Kampen. Oppervlakkigheid is niet echt het handelskenmerk van deze theologen.

„Toch zetten ze vraagtekens bij de historische betrouwbaarheid van bepaalde Bijbelgedeelten.”

Past dat niet juist bij wetenschappelijke theologiebeoefening?

„Er is een grens. Dat is het onfeilbaar Woord van God.”

Kunt u ook iets vriendelijks over deze theologen zeggen?

„Paas zegt ook dingen waarmee ik blij ben. Over hoe we het Evangelie moeten communiceren en de noodzaak van bekering. En Van Bekkum is een groot talent op het gebied van kennis van het Oude Testament.”

Terug naar uw vertrek uit de GKV. Niet velen volgden u.

„Dat geeft me verdriet. Enerzijds zit het ’m niet in de aantallen, er blijft een klein overblijfsel over naar de verkiezing Gods. Anderzijds ben ik bezorgd als ik zie hoe gemakkelijk mensen wennen aan de verschuivingen in de GKV. Er werkt een geest van verdoving en verblinding. Ik twijfel niet aan de oprechte intenties van velen, maar kijk eens naar een concreet geval zoals de omgang met praktiserende homoseksuelen die aan het avondmaal wensen te gaan. Daarin wordt niet klip-en-klaar gezegd: De Schrift biedt daarvoor geen ruimte. Integendeel, men wil iedereen te vriend houden.”

Keerzijde is dat op die manier ook geprobeerd wordt bezwaarden binnenboord te houden.

„Dat is waar, maar toch staan ze aan de zijlijn. Ze worden gedoogd. Het proces van de Schriftkritiek en de verwatering van de Schriftuurlijke leer gaat verder. Ik heb jaren geleden tegen prof. Douma gezegd, die zich opwerpt als de spreekbuis van bezwaarden: „Straks nemen ze je niet meer serieus.””

U hebt vanuit de periode dat u in Australië stond, nog contacten in dat land. Bent u betrokken bij de kerk daar, die recent aankondigde een vermaning op te stellen voor de GKV-synode van 2014?

„Ik heb invloed. Dat er een vermaning komt is denk ik mede het resultaat van mijn werk. Maar ik stel zelf geen teksten op.”

Dat u op deze wijze vanaf de achterbank meestuurt in de GKV wordt u mogelijk niet door iedereen in dank afgenomen.

„Ze kennen me, hé? Ik zie het niet als via de achterbank meesturen. Ieder heeft toch het recht om mij om advies te vragen?”

Had u anders moeten handelen tijdens de scheuringen van 1969 en 2003?

„Principieel zeg ik: nee. Niet tijdens de scheuring waaruit na 1969 de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstonden. Daarbij zijn wel dingen misgegaan, maar als ik naar mezelf kijk –ik was destijds predikant in Bunschoten-Spakenburg, waar ongeveer 1000 van de 5000 leden vertrokken–, zou ik als ik het over moest doen weer hetzelfde handelen. Dat geldt ook voor 2003, de periode rond de nieuwe vrijmaking. De huidige verontrusten in de GKV vinden dat het toen niet het goede moment was om de kerk te verlaten. Ik vond toen dat de GKV geen ware kerk meer was in de zin zoals artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat beschrijft. Dat betekent dat het je roeping is om je vrij te maken. Of de GKV daarmee ook een valse kerk is? Ze is wel op weg daarnaar. In een kerk waar waarheid en leugen naast elkaar kunnen staan, ligt de bijl aan de wortel van de boom.”

De Nederlands gereformeerde ds. W. van der Lingen, die rond de scheuring van 1969 tegelijk met u in Bunschoten stond, is 92 jaar, u 91. Een goed moment om de toen ontstane verwijdering tussen u en hem uit de weg te ruimen?

„Ik geloof niet dat er iets tussen hem en mij persoonlijk ligt. Wel denk ik dat inmiddels duidelijk gebleken is dat de Nederlands gereformeerden zich niet willen binden aan welke belijdenis dan ook. Dan kun je niet spreken van een ware kerk en daarom draaide het ook toen.”

Zijn er nog ware kerken buiten de GKH?

„De Heere vergadert Zijn volk uit alle geslachten en volken. Plaatselijk zijn er GKV-gemeenten waarvan ik zeg: daar wordt vastgehouden aan Schrift en belijdenis en kun je dus spreken van een ware kerk. Verder voel ik me aangetrokken tot de Gereformeerde Gemeenten, daar wordt voluit de betrouwbaarheid van de Schrift beleden en erkend. Ook in de Hersteld Hervormde Kerk proef ik een streven naar het handhaven van Gods inzettingen. Tegelijk hebben ze nog wel de kerkorde van 1951, met alle gebreken van dien, en is er voor zover ik weet geen leertucht. Van eenheid zie ik het dan ook niet komen.”

Recent sloot de Gereformeerde Kerk (dolerend) in Dalfsen zich aan bij de GKH. Reden tot blijdschap?

„Tot grote blijdschap. We hebben een prachtige vergadering gehad in Zwolle, waar zo’n 400 mensen aanwezig waren en hartelijke verbondenheid werd geproefd. Ds. Heres mag nu ook de andere gemeenten van ons kerkverband dienen. Ik verwacht geen nieuwe grote toestroom tot onze kerken op korte termijn. Maar dat we nog zijn wat we zijn, is reden tot dankbaarheid.”


Levensloop Pieter van Gurp

Dr. Pieter van Gurp (91) is emeritus predikant van de Gereformeerde Kerken Hersteld. Dit kerkgenootschap ontstond in 2003 uit een scheuring in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). Hij is een van de drie predikanten, naast dr. S. de Marie en ds. E. Heres. Ook leidt hij drie studenten op. Tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerde Van Gurp theologie in Kampen. In 1944 maakte hij de Vrijmaking van nabij mee. Dr. Van Gurp diende zes GKV-gemeenten in Nederland en één in Australië (1955-1964). In 1986 ging hij met emeritaat. Drie jaar later promoveerde hij op de visie van de theoloog J. C. Hoekendijk op de kerk en zending.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer