Opinie

Wezen gereformeerde gezindte niet te peilen door wetenschappers

Het is de vraag of we het wezen van de gereformeerde gezindte kunnen peilen met behulp van wetenschappelijke instrumenten, stelt dr. W. van Vlastuin.

Dr. W. van Vlastuin
15 February 2013 19:02Gewijzigd op 15 November 2020 01:58
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

De gereformeerde gezindte komt in een andere fase. Dit heeft enerzijds te maken met een emancipatie van binnenuit, en anderzijds met de ontwikkelingen in cultuur en politiek. Het is goed voorstelbaar dat dit de behoefte oproept om te reflecteren op het zelfbeeld van de gereformeerde gezindte, geestelijk-theologische zwakten, ontwikkelingen binnen de reformatorische zuil en de relatie tot het geheel van de cultuur (RD 9-2).

Ik denk dat er niets mis is met een dergelijk onderzoek. Ik kan me ook voorstellen dat het niet alleen interessant is om de verschillende ontwikkelingen in het vizier te krijgen, maar dat het voor ieder die verantwoordelijkheid draagt in en ten behoeve van de gereformeerde gezindte nuttig is om op deze wijze de vinger aan de pols te houden. Als dit onderzoek op een diepgravende en zorgvuldige wijze wordt aangepakt, kan het een schat aan relevante informatie en inzichten opleveren.

Toch heb ik er ook een aarzelend gevoel bij, wat ik op verzoek wel wil toelichten. Ik moet denken aan een uitspraak van wijlen dr. W. Aalders: „Wij hebben waarachtig geen behoefte aan nog meer zielkundige ontledingen, aan nog meer romans over ziekelijke en zondige karakters, aan nog meer verhalen over menselijke dwaasheden en zinloze avonturen. Waar wij behoefte aan hebben, is aan voorbeelden van wat geloof en gebed in het menselijk leven vermogen (…) De moderne mens gaat ervan uit dat alles in het leven operationeel te maken is, en dat alle problemen met behulp van psychologie en sociologie opgelost kunnen worden” (”Man en vrouw in een revolutionaire tijd”, blz. 56 en 80).

Aalders schreef deze woorden ten aanzien van het huwelijk, maar ze zijn breder toepasbaar. Ik hoor in zijn woorden dat er in het huwelijk een geheimenis is dat met sociologische en psychologische instrumenten niet in de vingers is te krijgen. Dit is geen diskwalificatie van sociologisch, psychologisch of historisch onderzoek. Elke wetenschappelijke discipline heeft een eigen toe­gevoegde waarde om verschijnselen te analyseren en te duiden.

In die zin hebben wij de woorden van Aalders niet te verabsoluteren, maar we hebben ze wel serieus te nemen. Ik denk dat zijn kritische opmerking niet uit de lucht kwam vallen, maar te maken had met de onbewuste pretentie dat wetenschappelijke instrumenten in staat zijn om tot het wezen van de dingen door te dringen en zo de dingen te beheersen.

Wetenschappelijke kwantificering is in techniek en medische wetenschap vaak effectief, maar ten aanzien van het huwelijk zou ze wel eens destructief kunnen zijn. Kunnen wij in een pedagogisch klimaat alles meten wat we willen weten? Het geestelijk leven heeft onmiskenbaar sociologische aspecten, maar deze sociologische aspecten zijn niet in staat om het wezen van het geestelijke leven te benoemen.

Geldt het naar analogie van deze voorbeelden ook niet voor de levende werkelijkheid van de gereformeerde gezindte dat haar wezen ontstijgt aan sociologische of historische termen?

Kortom, als we het erover eens zijn dat de gereformeerde gezindte in haar diepste wezen geen sociologische, maar een geestelijke entiteit is, roept dat de vraag op wat we van het eigenlijke wezen van de gereformeerde gezindte als geestelijke identiteit te weten kunnen komen door wetenschappelijke instrumenten.

Kwantitatieve sociologische benaderingen, prima, mits ze niet ten koste gaan van een theologische kwalitatieve insteek. Dit leidt tot een andere vraag: zou het zo kunnen zijn dat we als gereformeerde gezindte zo aards denken dat we het theologische denken zijn afgeleerd ten gunst van een sociologische benadering?

Nog een stap: vraagt de urgentie van de huidige ontwikkelingen niet in de eerste plaats een theologische en zelfs een profetische attitude, om zo kerk en cultuur te doorlichten en het licht van het Woord in de huidige situatie te laten schijnen?

Als Christus daadwerkelijk is opgestaan uit de dood –en dat is Hij– en de gemeente is naar haar diepste wezen het lichaam van deze Christus, dan gaat het in het geheimenis van de gemeente om een bovenhistorische realiteit. Christus komt van boven en Hij heeft in Zijn opstanding alle structuren doorbroken. Hij is derhalve niet begrensd door culturele ontwikkelingen of ontwikkelingen in de christenheid in gereformeerde zin. Op de dieptepunten van verscheurdheid in het toenmalige protestantisme was Luther getroost met Christus’ opstanding: zou Hij niet bij machte zijn om Zijn kerk uit de dood te doen herleven?

Zo klinkt vandaag in onze verlegenheid het woord van Paulus: Houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt (2 Tim. 2:8a). Laten we mediteren over dit woord, totdat deze werkelijkheid ons in bezit heeft genomen.

De auteur is docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer