Opinie

Op naar Loevestein

Het Slot Loevestein is tot op heden vermaard gebleven. Wie het nog wil bezoeken, moet dit jaar vlug zijn, want het museale gedeelte loopt gevaar gesloten te worden vanwege de bezuinigingen. Een bezoek aan Loevestein wordt daarom op prijs gesteld, meldt de museumdirectie.

drs. N. C. van Velzen
15 February 2013 11:45Gewijzigd op 15 November 2020 01:58

In mijn jonge jaren heb ik dit imposante slot bezocht. Veel indruk heeft toen op mij de overtocht gemaakt met een roeiboot van Woudrichem naar Loevestein. Nog zie ik de veerman over het brede, woelige water roeien. Van het kasteel zelf herinner ik me niet zo veel meer.

Toen ik me later in de Nederlandse letterkunde verdiepte, kwam ik Loevestein verschillende keren tegen. Allereerst in het gedicht ”Herman de Ruyter” van Hendrik Tollens uit 1808. Veel geciteerd is de aanhef:

„Waar Maas en Waal te zamen spoelt/ 
En Gorkum rijst van ver,/ 
Daar heft zich op den linker zoom,/ 
En spiegelt in den breeden stroom/ 
een slot van eeuwen her.”

Dat slot is Loevestein. En, vervolgt Tollens, „daar is een dapper stuk gebeurd”, en dan vertelt hij breedvoerig over de heldendaad van Herman de Ruyter, een prinsgezinde ossenkoper uit ’s-Hertogenbosch. In 1833 schreef J. F. Oltmans de roman ”Het Slot Loevestein”, waarin deze heldendaad centraal staat. Op een avond in december 1570 had De Ruyter, met enkele makkers verkleed in monnikspij, onderdak gevraagd op het slot. Dat werd verleend. Zij doodden de slotvoogd en veroverden Loevestein. Door gebrek aan steun van buitenaf mislukte de verdediging en werd het slot door de Spanjaarden heroverd.

Tollens en Oltmans baseerden zich op Hooft, die in zijn ”Nederlandse Historiën” vermeldt dat De Ruyter zichzelf met buskruit heeft opgeblazen. Oudere bronnen spreken dit echter tegen: hij sneuvelde met het zwaard in de vuist.

Nog veel bekender is Loevestein geworden door de spectaculaire ontsnapping in 1621 van Hugo de Groot, die daar een levenslange gevangenschap moest uitzitten. Vondel heeft in 1632 een gedicht gemaakt ter ere van Marie van Reigersbergh, de vrouw van Hugo de Groot, die de list met de boekenkist had bedacht. De beginregels zijn een indrukwekkende navolging van Horatius:

„Geweld van wallen, dubb’le gracht,/ 
ontruste honden, wacht bij wacht,/ 
beslagen poorten, ijz’re bomen,/ 
geknars van slotwerk, brede stromen,/ 
en d’onvermurwde kastelein/ 
verzekerden op Loevestein,/ 
de Grote Huigen buiten duchten/ 
van in der eeuwigheid t’ontvluchten.”

Enkele versregels zijn zelfs gevleugelde woorden geworden, zoals „Een vrouw belacht al wie haar persen/ en laat hen op de tanden knersen.” Nog bekender werd de uitspraak: „Een vrouw is duizend mannen t’ erg.” Maria van Reigersbergh was inderdaad iedereen te slim af. Merkwaardigerwijs werd zij na de ontsnapping van haar man vrijgelaten. Terecht is deze gebeurtenis opgenomen in de Canon van de Nederlandse geschiedenis.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer